Voeding

Voeding
1 / 13
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voeding

Slide 1 - Slide

Voeding en water zijn de brandstoffen voor ons lichaam


Je hebt voeding nodig om alles te kunnen doen wat je wilt doen op een dag. Niet alleen qua bewegen, maar ook op het gebied van concentreren, nadenken en het laten functioneren van organen.

Slide 2 - Slide

In voeding zitten voedingsstoffen
  • Koolhydraten 
  • Vetten  
  • Eiwitten    
  • Vitaminen 
  • Mineralen 
  • Water 

Slide 3 - Slide

In welke voedingsstoffen zit energie?
A
Koolhydraten, Water, Vitaminen
B
Allemaal
C
Koolhydraten, Vetten, Eiwitten
D
Eiwitten, Vitaminen, Mineralen

Slide 4 - Quiz

Calorieën
Een calorie is een maat voor de hoeveelheid energie in eten. De hoeveelheid energie wordt berekend in kilocalorieën (afkorting kcal). Een kcal is dus 1000 calorieën.

Man: +/- 2500 calorieën per dag
Vrouw: +/- 2000 calorieën per dag

Hoe meer je sport/beweegt, hoe meer calorieën je nodig hebt.

Slide 5 - Slide

Water
Per dag velies je zo'n 1,5 á 2 liter vocht
Dit verlies je o.a. door urine, zweten en uitademen.

Dit moet je weer aanvullen door de inname van water, maar hoeveel?

Formule: 0,03 x lichaamsgewicht = minimale waterinname Dus iemand van 80 kilo moet 2.4 liter water drinken. 

Slide 6 - Slide

Koolhydraten 
Koolhydraten worden in de volksmond ook vaak suikers genoemd. 

Je hebt twee soorten koolhydraten

Snelle en langzame koolhydraten

Slide 7 - Slide

Koolhydraten
Voorbeelden langzame koolhydraten 
  • Zilvervliesrijst 
  • Volkoren pasta 
  • Volkoren brood 
  • Groenten 
  • Fruit 
  • Melk 
  • Yoghurt 
Voorbeelden snelle koolhydraten 
  • Suiker (voor bijv. in de koffie)
  • Frisdrank (geen light) 
  • IJs 
  • Koek 
  • Alles met wit meel (wit brood, witte rijst) 

Slide 8 - Slide

Vetten
Vetten zijn niet altijd ongezond, maar vaak wel!

Vet zorgt ervoor dat je het minder snel koud hebt, vitamines beter opneemt en het fungeert als energieopslag.

Je hebt verzadigde (ongezonde) en onverzagdigde (gezonde) vetten.

Slide 9 - Slide

Vetten
Slechte vetten (verzadigd)
  • Roomboter
  • Vet vlees
  • Chocolade, koek, gebak, snacks
  • Volle melkproducten, kaas
 
Goede vetten (onverzadigd)
  • Vloeibare bakproducten
  • Vette vis
  • Oliën
  • Noten

Slide 10 - Slide

Eiwitten

Slide 11 - Slide

Eiwitten = proteïne
Aanbevolen hoeveelheid: 0,8 gram eiwitten per 1 kilo lichaamsgewicht. Dus 64 gram voor iemand van 80 kilo. 

Vegetariërs, kinderen en zwangere vrouwen moeten meer eiwitten eten. 

Tekort aan eiwit = Afbraak van spieren 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link