Thema 6 Ecologie en duurzaamheid

Bas 1 Organismen en hun omgeving
Leerdoelen:
  • je kunt het verschil uitleggen tussen biotische factoren en abiotische factoren
  • je kunt de verschillende niveaus in de biologie onderscheiden
  • je kunt de voedselrelaties aangeven
  • Je kunt de verschillende piramides gebruiken
1 / 165
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 165 slides, with interactive quizzes, text slides and 14 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bas 1 Organismen en hun omgeving
Leerdoelen:
  • je kunt het verschil uitleggen tussen biotische factoren en abiotische factoren
  • je kunt de verschillende niveaus in de biologie onderscheiden
  • je kunt de voedselrelaties aangeven
  • Je kunt de verschillende piramides gebruiken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

  • je kunt uitleggen waardoor bij accumulatie de hoogste schakel overlijdt 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Ecologie
Bestudeert de relaties tussen organismen en hun milieu.
De relatie werkt twee kanten op
Invloed op organisme leeft: biotisch
Invloed op organisme leeft niet: abiotisch

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

niveaus bij voedselrelaties
producenten: maken organische stoffen uit anorganische stoffen via fotosynthese, zijn autotroof
consumenten: moeten organische stoffen opnemen, zijn heterotroof
reducenten: breken organische stoffen af in anorganische stoffen; bacteriën en schimmels

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Organische stoffen zijn stoffen met én C, én H vaak O in het molecuul.
Een voedselketen geeft informatie over voedselrelaties tussen organismen. Elke voedselketen start altijd met een producent! Dit is dus de eerste schakel. Het organisme dat de producent eet (een planteneter of herbivoor) krijgt de pijl naar zich toe, die betekent: wordt gegeten door.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

voedselketen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

wordt gegeten door

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Voedselweb

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

wel een piramide
geen piramide door aantal producenten
geven het aantal individuen weer

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Biomassa

  • Het totale gewicht van energierijke stoffen in een organisme. 
  • Per schakel: totale hoeveelheid biomassa van alle organismen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

biomassa per schakel in kg
piramide van biomassa

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Gifstof wordt niet afgebroken, dus blijft gelijk;
biomassa wordt kleiner.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Herhaling
1. Wat zijn biotische factoren?
2. Waarom zitten afvaleters in een voedselweb?
3. Welke van de twee piramides is altijd een echte piramide?
4. Welke niveaus worden in de ecologie gebruikt?
5. Wat is accumulatie?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bas 2 Voedselrelaties en kringlopen
Leerdoelen:
  • de definitie van autotroof en heterotroof kennen
  • water-, koolstof- en stikstofkringlopen kennen
  • je kent het verschil tussen biologisch afbreekbaar en niet-biologisch afbreekbaar
  • Je weet wat plastic soep is

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Fotosynthese

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Definities
Autotrofe organismen: kunnen energiearme stoffen door fotosynthese omzetten in energierijke stoffen, voeden zich niet met andere organismen
Heterotrofe organismen: Kunnen zelf geen energierijke stoffen maken uit energiearme stoffen, moeten die binnenkrijgen met voedsel

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

waterkringloop

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

koolstofkringloop

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

stikstofkringloop

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Biologisch afbreekbaar: afkomstig van planten en/of dieren

Slide 24 - Slide

This item has no instructions


Denk aan al het plastic dat tot nu toe geproduceerd is op de hele wereld. Hoeveel procent zou daarvan gerecycled zijn? 

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Gyres: De vijf grote zeestromen 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Plastic vergaat niet.
Plastic wordt steeds
kleiner, het probleem
wordt steeds groter.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Plastic
  • niet biologisch afbreekbaar : persistent
  • microplastic
  • nanoplastic
  • opname in cellen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Via de rivieren
komt het in
de oceaan.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

De oceanen
raken vervuild.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Dieren raken verstrikt.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Dieren 
eten 
het op.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Wij eten 
het op.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

1. Wat is de definitie van autotroof?
2. Waardoor staan reducenten niet in een voedselketen?
3. Uit welke organismen bestaan reducenten?
4. Noem twee processen van de koolstofkringloop.
5. In welke voedingsstof komt opgenomen stikstof terecht?
6. Wanneer is afval biologisch afbreekbaar en wanneer niet?
7. Wat is plastic soep?

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Bas 3 Samenleven
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat biologisch evenwicht is
  • Je kunt uitleggen wat een optimum kromme is en deze aflezen en zelf maken
  • Je kunt de verschillende manieren van samenleven herkennen en toepassen

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Populatiegrootte
  • Aantal organismen in een populatie hangt van verschillende factoren af (biotisch en abiotisch).
  • Soms grote populatie en soms klein. 
    Gemiddeld: biologisch evenwicht.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Biologisch evenwicht

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Samengevat
de populatiegrootte schommelt elk jaar rondom een evenwichtswaarde
Biologisch evenwicht

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Optimumkromme 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Samenleven
  • Elk individu heeft een relatie met soortgenoten.
  • Gericht op concurrentie of op samenwerking.
  • Draait om voedsel en voortplanting.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Rangorde
  • 1 dier is de 'baas'.
  • Rest kent zijn plek.
  • Hebben van territorium --> minder kans op gevecht.
  • Territorium: gebied dat verdedigd wordt tegen soortgenoten.
  • Zorgt voor voedsel en voortplantingsplek.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

1

Slide 44 - Video

This item has no instructions

1

Slide 45 - Video

This item has no instructions

Symbiose = samenleven van twee verschillende soorten
Er zijn 3 vormen van symbiose:
  • Mutualisme
  • Commensalisme 
  • Parasitisme

  • niemand voordeel 
is geen symbiose

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Muggen

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Relaties tussen soorten
afb.  Korstmos
Mutualisme

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Schimmels en algen
De schimmel zorgt voor water en een beschutte plek voor de alg.  De alg heeft bladgroen en kan aan fotosynthese doen.  Zo produceert ze voedsel voor de schimmel.
Hoe werken beiden samen?
Mutualisme

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Parasieten
  • Hierbij leeft een individu, de parasiet, op of in een individu van een andere soort, de
    gastheer.
  • Eén soort heeft voordeel, de ander een nadeel.

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

  • Wat wordt bedoeld met 
biologisch evenwicht?
  • Noem twee zaken waar het samenleven van organismen om draait.
  • Wat is een territorium?
  • Wat is symbiose?
  • Welke drie vormen van symbiose zijn er?

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Terugblik

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Hoe heet deze vorm van symbiose?

Slide 53 - Open question

This item has no instructions

Hoe heet deze vorm van symbiose?
darmen
hond met spoelworm

Slide 54 - Open question

This item has no instructions

Geef een voorbeeld van een biotische en abiotische factor waardoor een populatiegrootte kan veranderen

Slide 55 - Open question

This item has no instructions

Bas 4 Natuurbeheer
Leerdoelen:
  • Kunnen uitleggen dat de natuur in Nl gereguleerd is door de mens
  • De manieren noemen en de verschillen kennen tussen behouden, beschermen en herstellen van natuur

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Natuurbeheer

Slide 57 - Mind map

This item has no instructions

De mens en zijn omgeving

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

Cultuurlandschap

Slide 59 - Slide

This item has no instructions

Twee derde wordt gebruikt voor landbouw, de helft daarvan is grasland.

Slide 60 - Slide

This item has no instructions

Invloed van de mens
Gevolg: diersoorten bedreigd, sterven uit, afnemende variatie, minder biodiversiteit

Slide 61 - Slide

This item has no instructions

Slide 62 - Video

This item has no instructions

Natuurbeheer
Alle maatregelen om natuur te behouden, beschermen en te herstellen

Herintroductie (terugbrengen van dier-of plantensoort): vorm van natuurbeheer


Slide 63 - Slide

This item has no instructions

Ecoduct: vorm van natuurbeheer

Slide 64 - Slide

This item has no instructions

Slide 65 - Slide

This item has no instructions

Natuurbeheerder

Slide 66 - Slide

This item has no instructions

  • Wat wordt bedoeld met natuurbeheer?
  • Wat is het gevolg van de aantasting van land en water door de mens?
  • Welke functie heeft een ecoduct?
  • Hoezo zijn runderen natuurbeheerders?

Slide 67 - Slide

This item has no instructions

Bas 5 Mens en milieu
Leerdoelen:
  • Je kunt enkele oorzaken en gevolgen van uitputting en vervuiling beschrijven.
  • Je kunt enkele oorzaken en gevolgen van klimaatverandering beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat het broeikaseffect is en wat het versterkte broeikaseffect is

Slide 68 - Slide

This item has no instructions

Milieuproblemen
Uitputting
- Stoffen uit het milieu

Vervuiling
- Stoffen aan het milieu toevoegen

Slide 69 - Slide

This item has no instructions

Uitputting
Grondstoffen
- Aardolie, fossiele brandstoffen, zand en metaalerts (oa voor mobieltjes)

Monocultuur
elk jaar dezelfde planten verbouwen en oogsten -->  bodem uitgeput -> niet genoeg mineralen


Slide 70 - Slide

This item has no instructions

Slide 71 - Link

This item has no instructions

Slide 72 - Slide

This item has no instructions

Vervuiling
Land bemesten
- Stikstof 

Stikstof in grondwater en lucht -> Luchtvervuiling 


Slide 73 - Slide

This item has no instructions

Vervuiling
Bodemvervuiling
- afval chemische industrie

Watervervuiling
- Chemische gewasbeschermingsmiddelen

Slide 74 - Slide

This item has no instructions

Slide 75 - Video

This item has no instructions

Atmosfeer

Slide 76 - Slide

This item has no instructions

Slide 77 - Video

This item has no instructions

Slide 78 - Video

This item has no instructions

Slide 79 - Slide

This item has no instructions

Klimaatverandering
Het gemiddelde weertype over een lange periode is veranderd

Zeespiegelstijging

Verdroging
- woestijnen worden groter

Slide 80 - Slide

This item has no instructions

Slide 81 - Video

This item has no instructions

Slide 82 - Video

This item has no instructions

Slide 83 - Video

This item has no instructions

Slide 84 - Video

This item has no instructions

Slide 85 - Video

This item has no instructions

Slide 86 - Video

This item has no instructions

  • Wat is uitputting?
  • Noem twee oorzaken van uitputting;
  • Wat is vervuiling?
  • Noem twee voorbeelden van vervuiling;
  • Wat is het broeikaseffect?
  • Wat is het versterkte broeikaseffect?
  • Wat is het gevolg van het versterkte broeikaseffect?

Slide 87 - Slide

This item has no instructions

Bas 6 Duurzaamheid
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat de ecologische voetafdruk is
  • Je kunt uitleggen wat duurzaamheid is
  • Je kunt duurzame oplossingen voor milieuproblemen geven

Slide 88 - Slide

This item has no instructions

Ecologische voetafdruk
Het land- en wateroppervlak dat nodig is voor de consumptie en afval.
Deze wordt uitgedrukt in hectare (ha, 100m x 100m).
Per persoon 1,7 ha beschikbaar, wij gebruiken 6,3 ha.

Slide 89 - Slide

This item has no instructions

Slide 90 - Slide

This item has no instructions

Ecologische voetafdruk

Slide 91 - Slide

This item has no instructions

Duurzaamheid
Betekent dat het milieu geen schade ondervindt van activiteiten.
  • Niet meer stoffen uit het milieu halen dan aangevuld kan worden
  • Niet meer stoffen toevoegen dan verwerkt kan worden
  • Belangrijk om de aarde niet te verpesten voor later: duurzame ontwikkeling.

Slide 92 - Slide

This item has no instructions

duurzame oplossingen voor milieuproblemen
1. duurzame energie
2. duurzame grondstoffen
3. duurzame landbouw
4. minder vervuiling
5. minder broeikasgassen
6. zelf duurzame keuzen maken

Slide 93 - Slide

This item has no instructions

1. Duurzame energie
Duurzame energie: geen milieuvervuiling, De bron raakt niet op:

Biomassa (energierijke stoffen in organisch materiaal) echt duurzaam???
Windmolens
Zonnepanelen
Waterkracht

Slide 94 - Slide

This item has no instructions

ook zijn er bezwaren tegen windmolens en zonnepanelen.
-Mensen vinden ze niet mooi.
-Geluidsoverlast windmolens.
-Geen wind en /of geen zon = geen energie.


Kernenergie dan? Afval is gevaarlijk (radioactief).

Slide 95 - Slide

This item has no instructions

2. Duurzame grondstoffen
Door hergebruik en recycling hoeven minder nieuwe grondstoffen te worden gebruikt.


Hergebruik: voorwerp wordt opnieuw gebruikt

Recycling: afvalproducten worden als grondstof gebruikt voor nieuwe producten.

Slide 96 - Slide

This item has no instructions

3. Duurzame landbouw
Stadslandbouw
Verticale landbouw
Precisielandbouw
Kringlooplandbouw
Biologische landbouw


                    


Slide 97 - Slide

This item has no instructions

Stadslandbouw
In stedelijke omgeving voedsel verbouwen
Minder transport.
                                  


Slide 98 - Slide

This item has no instructions

Verticale landbouw 
Ruimte besparend

Door het spectrum van het
licht aan te passen naar de
behoefte van het gewas 
verkrijgen we een grote opbrengst

Slide 99 - Slide

This item has no instructions

Precisie landbouw
Technologie waarmee je  precies kunt bepalen hoeveel mest en water er op een vierkante meter nodig is.
                                  


Slide 100 - Slide

This item has no instructions

Kringlooplandbouw.
Afvalstoffen worden opnieuw 
gebruikt als bv. voedsel voor de 
bodem of voor dieren. 

 Ze gaan zuinig om met grondstoffen 
en ze zorgen voor zo min mogelijk 
vervuiling en uitputting.

Slide 101 - Slide

This item has no instructions

 Biologische landbouw
-geen monocultuur
-vruchtwisseling
-geen kunstmest
-geen chemische gewasbestrijding
(onbespoten)
-dieren scharrelen
-natuurlijke bestrijding
-mechanische verwijdering van onkruid

Slide 102 - Slide

This item has no instructions

4. Minder vervuiling
- Schepen en fabrieken mogen schadelijke stoffen niet lozen in het milieu. 
- Auto’s krijgen een katalysator , daardoor minder vervuilende uitlaatgassen
- Fabrieken moeten filters in hun schoorstenen aanbrengen 
- Boeren filteren de lucht uit de stallen
Eigen keuzes mbt vliegen, houtkachel, vleeseten

• geen vuurwerk afsteken met oud en nieuw
• geen hout stoken in houtkachel, vuurkorf of open haard

Slide 103 - Slide

This item has no instructions

5.Minder broeikasgassen
Minder gebruik fossiele brandstoffen voor bijv.  energie.
Zorgen dat koeien en schapen minder methaan produceren.

Slide 104 - Slide

This item has no instructions

6. Zelf duurzame keuzen maken

Slide 105 - Slide

This item has no instructions

Terugblik

Slide 106 - Slide

This item has no instructions

Wat is de definitie van ecologische voetafdruk?
Antwoord
Het land- en wateroppervlak dat nodig is voor de consumptie en afval.
timer
2:30

Slide 107 - Open question

This item has no instructions

Noem twee voorbeelden van duurzaamheid
Antwoord
Niet meer stoffen uit het milieu halen dan aangevuld kan worden;
Niet meer stoffen toevoegen dan verwerkt kan worden.
timer
1:00

Slide 108 - Open question

This item has no instructions

Waar is het plaatje een vb van?
Boven situatie jaar 1, onder jaar 2.
timer
2:30

Slide 109 - Open question

This item has no instructions

Bas 7 Energiestroom in een ecosysteem
Leerdoelen:
  • uitleggen wat een trofisch niveau in een voedselketen is
  • verschil in opbrengst uitleggen van verschillende trofische niveaus
  • biomassa volgen in een ecosysteem

Slide 110 - Slide

This item has no instructions

De verschillende schakels van een voedselketen: trofische niveaus. 

Organismen opgegeten worden: energierijke stoffen worden doorgegeven. Dus sprake van energiestroom van ene niveau naar volgende niveau.



Slide 111 - Slide

This item has no instructions

Pikorde
Bij kippen

Slide 112 - Slide

This item has no instructions

Plastic vergaat niet.
Plastic wordt steeds
kleiner, het probleem
wordt steeds groter.

Slide 113 - Slide

This item has no instructions

Energie verdwijnt
  • individuen sterven zonder gegeten te zijn
  • uitwerpselen bevatten energierijke stoffen
  • brandstoffen worden verbruikt voor beweging, etc
  • restant gebruikt als bouwstof en doorgegeven aan volgende schakel

Slide 114 - Slide

This item has no instructions

Slide 115 - Slide

This item has no instructions

  • Wat is het verschil tussen
trofisch niveau en de termen produ-
cent, consument etc?
  • Door welke drie zaken verdwijnt energie van de ene schakel naar de volgende schakel?
  • Waardoor is het voor het milieu beter om een koudbloedig dier te eten dan een warmbloedig dier?

Slide 116 - Slide

This item has no instructions

Bas 8 Voedselproductie
Leerdoelen:
  • Je kunt de drie soorten landbouw in Nederland benoemen;
  • Je kunt per type uitleggen hoe dit in Nederland gebruikt wordt;
  • Je kunt uitleggen hoe resistentie tegen een chemisch gewasbeschermingsmiddel ontstaat;
  • Je kunt de voordelen van biologische landbouw uitleggen.

Slide 117 - Slide

This item has no instructions

Voedselproductie
akkerbouw: grotere schaal dan tuinbouw, relatief minder arbeid

Slide 118 - Slide

3 soorten landbouw.
Akkerbouw, hele grote velden met gewassen.  Meestal Trekkers nodig voor bewerking land.
verbouwen van granen, aardappelen, maïs.
Veeteelt, houden van landbouwhuisdieren o.a.  voor productie van vlees, melk, wol

Tuinbouw, ook akkers met gewassen, maar ook kassen met gewassen en boomgaarden(fruitbomen bij elkaar op een stuk grond).
Verbouwen van groente, fruit en planten
Vroeger:
veel gemengde bedrijven:
enkele dieren,
veel soorten gewassen,
minder van ieder gewas op klein stuk grond

Slide 119 - Slide

This item has no instructions

Tegenwoordig
Meer dieren, minder soorten gewassen, meer planten of dieren van dezelfde soort, groot stuk grond.

Slide 120 - Slide

This item has no instructions

Nu: grote akkerbouwbedrijven

Slide 121 - Slide

This item has no instructions

Monocultuur
Wisselcultuur

Slide 122 - Slide

This item has no instructions

grote veeteeltbedrijven

Slide 123 - Slide

This item has no instructions

intensieve veehouderij---> weinig grond erom heen
bio-industrie of vee-industrie

Slide 124 - Slide

This item has no instructions

  • veel dieren geven veel melk, vlees of eieren
  • dieren hebben vaak geen prettig leven
  • mestoverschot
  • milieuvervuiling

Slide 125 - Slide

This item has no instructions

rekening houden met het milieu en de dieren

Slide 126 - Slide

This item has no instructions

Volle grondstuinbouw

Slide 127 - Slide

This item has no instructions

glastuinbouw

Slide 128 - Slide

This item has no instructions

*gunstige omstandigheden
voor groei
*hele jaar voedsel produceren
*lampen en kachels gebruiken 
veel energie
*CO2 bij verbranding in de lucht

Slide 129 - Slide

This item has no instructions

Chemische bestrijding
Chemische bestrijdingsmiddelen (gif), heten over het algemeen pesticiden
- Insecticiden - tegen insecten
- Herbiciden - tegen onkruid

Voordelen: snel, goedkoop, effectief
Nadelen: Persistentie, resistentie, niet soort-specifiek, komt in drink- en grondwater terecht. 

Slide 130 - Slide

This item has no instructions

Slide 131 - Slide

This item has no instructions

Slide 132 - Slide

This item has no instructions

Biologische landbouw
  • Milieu sparen en voldoende voedsel produceren
  • Geen monocultuur, maar vruchtwisseling
  • Biologische bestrijdingsmiddelen
  • Meer ruimte

Slide 133 - Slide

This item has no instructions

Biologische bestrijding
Gewassen worden op een natuurlijke manier beschermd
  • Natuurlijke vijanden; deze kunnen de schadelijke dieren doden
  • Schadelijke dieren lokken of onvruchtbaar maken
  • Vruchtwisseling; door elk jaar een ander gewas te verbouwen voorkom je een plaag op een stuk land

Slide 134 - Slide

This item has no instructions

Slide 135 - Slide

This item has no instructions

Insecten eten, veel vitamines, ijzer en eiwitten
Een oplossing voor het voedselprobleem

Slide 136 - Slide

This item has no instructions

Slide 137 - Slide

This item has no instructions

Verstoord evenwicht
Haaien en koraal. De een kan niet zonder de ander.
Dat het aantal haaien bij koraalriffen aanzienlijk is afgenomen, is dan ook slecht nieuws voor de kraamkamers van de oceaan. 
Tijd om het evenwicht te herstellen.


Slide 138 - Slide

This item has no instructions

Koraal is...
A
een dier
B
een plant
C
een schimmel
D
een bacterie

Slide 139 - Quiz

This item has no instructions

Wat denk je dat ze bedoelen met
'de kraamkamers van de oceaan'?
Wat zijn kraamkamers?

Slide 140 - Open question

This item has no instructions

Deze baby-haaien krijgen eigen koraalrif om te overleven

Slide 141 - Slide

This item has no instructions

Wetenschappers bedenken manier om koraal te redden

Slide 142 - Slide

This item has no instructions

Slide 143 - Slide

This item has no instructions

Bas 6 Populaties
Leerdoelen:
  • inzicht dat optimumkromme voor bijna alle factoren die een populatie beïnvloeden te maken is
  • Optimumkromme maken en kunnen gebruiken

Slide 144 - Slide

This item has no instructions

Populaties

De grootte is afhankelijk van de omstandigheden: zijn deze gunstig, dan kan de populatie groter worden, zijn deze ongunstig, dan zal deze kleiner worden. Meestal schommelt de populatiegrootte om een evenwichtswaarde: het biologische evenwicht. Elke factor heeft invloed op de grootte en kunnen niet onder een minimum zakken of boven een maximum uitkomen. De meest gunstige waarde is het optimum.

Slide 145 - Slide

This item has no instructions

optimumkromme

Slide 146 - Slide

This item has no instructions

Bas 7 Successie
Op kale grond, een kale rots, nieuwe duin zal na verloop van tijd begroeid raken met korstmossen of kleine planten. Deze eerste vegetatie heten pioniers. Zij zijn erg tolerant wat de abiotische factoren als temperatuur betreft.
Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan. Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.

Slide 147 - Slide

This item has no instructions

Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus, waardoor de omstandigheden sterk verbeterd zijn. Hierdoor kunnen grotere planten op deze plek groeien, grotere dieren zich hier vestigen en het pionierecosysteem gaat over in een ander ecosysteem. Dit maakt de omstandigheden nóg gematigder, zodat weer andere planten en dieren zich hier vestigen: er is sprake van successie.

Slide 148 - Slide

This item has no instructions

pioniersvegetatie
andere planten en dieren kunnen zich vestigen

Slide 149 - Slide

This item has no instructions

struiken komen en grotere dieren
uiteindelijk komt er bos: het climaxecosysteem

Slide 150 - Slide

This item has no instructions

Slide 151 - Link

This item has no instructions

Bas 8 Aanpassingen bij dieren
Dieren zoals die op dit moment leven, zijn het resultaat van aanpassing aan de omgeving waarin zij leven en waaraan zij het beste aangepast zijn, wat ook aan de nakomelingen doorgegeven wordt. Het aanpassen aan de omstandigheden noemt men adaptatie.

Slide 152 - Slide

This item has no instructions

Mogelijke aanpassingen:
  • aan water: kieuwen, stroomlijn, waardoor minder weerstand van het water plaatsvindt, ondanks groot gewicht geen zwaar skelet.
  • aan land: bij groter gewicht een zwaarder skelet en stevige poten, aan ondergrond: harde ondergrond: topganger, zachte ondergrond: zoolganger.

Slide 153 - Slide

This item has no instructions

poten van vogels

Slide 154 - Slide

This item has no instructions

snavels van vogels

Slide 155 - Slide

This item has no instructions

kegelsnavel: om zaden te kraken
pincetsnavel: om insecten uit schuilplaats te pikken
haaksnavel: vlees in stukken scheuren
priemsnavel: in de bodem van ondiep water dieren zoeken
zeefsnavel: wateroppervlak afslobberen naar organismen

Slide 156 - Slide

This item has no instructions

Slide 157 - Link

This item has no instructions

Bas 9 Aanpassingen bij planten

De twee uitersten qua aanpassing aan licht zijn de zonplanten, die veel licht nodig hebben om te kunnen groeien en schaduwplanten, die optimaal groeien bij weinig licht.

Ook aanpassingen aan de hoeveelheid beschikbaar water is zichtbaar bij planten: de planten die weinig water krijgen, hebben kleine, dikke bladeren en een groot wortelstelsel.

Planten in het water hebben soms wortels, soms niet,

Slide 158 - Slide

This item has no instructions

Slide 159 - Link

This item has no instructions

Bas 10 Samenleven

Relaties: met soortgenoten

Gaat altijd om voedsel en voortplanten. Hierbij kan competitie (concurrentie) of samenwerking plaatsvinden.

De relaties lopen alleen soepel als er 'afspraken' staan over rangorde (apen), territorium (wolf), staten (bijen).

Slide 160 - Slide

This item has no instructions

relaties tussen 2 soorten

Slide 161 - Slide

This item has no instructions

Bas 11 De bodem
Leerdoelen:
  • het verschil in bodemeigenschappen tussen zand en klei kennen
  • weten wat humus is

Slide 162 - Slide

This item has no instructions

De bodem

Slide 163 - Slide

This item has no instructions

Humus is belangrijk voor de bodem. Door reducenten worden organische stoffen omgezet in anorganische stoffen. Deze worden door planten als fosfaat, nitraat en andere zouten opgenomen.

Slide 164 - Slide

This item has no instructions

Slide 165 - Video

This item has no instructions