1.8 Vogels

• Mens & Natuur
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

1.8 Vogels

Let op! PROEFWERK

Leerdoel

1.8.18 Je kunt aanpassingen bij vogels noemen.

De poten van vogels

Zangvogel: houdt zich vast aan takken. 3 tenen naar voren, 1 naar achteren

Roofvogel: 3 tenen naar voren, 1 naar achteren maar met scherpe klauwen

Loopvogel: zitten niet op takken. Ze hebben poten waarmee se hard kunnen lopen. Alle tenen staan naar voren (struisvogel)

Zwemvogel: Zwemvliezen tussen de tenen waarmee ze goed kunnen zwemmen. 

Steltlopers: zoeken voedsel in ondiep water of modder. Lange poten zodat het lichaam droog blijft. Lange tenen zodat ze niet in de modder wegzakken

De snavels van vogels

Kegelsnavel: korte snavel waarmee veel kracht kan worden gemaakt. Voor het kapot maken van zaden en noten. (sommige zangvogels).

Pincetsnavel: Puntige snavel waarmee vogels insecten kunnen vangen. (sommige zangvogels)

Haaksnavel: hiermee kan de gevangen prooi in stukken gescheurd worden. (roofvogels).

Priemsnavel: met deze lange snavel kunnen steltlopers in de natte bodem prikken om diertjes te vangen. 

Zeefsnavel: Met deze snavel kunnen watervogels kleine plantjes en diertjes uit het water zeven. 

Aan het werk!

Wat? 1.8 Vogels 

Hoe? In je boek.

Klaar? Maak 1.7 af op bladzijde 52. of maak de Test Jezelf van alle cursussen

Welke snavel is speciaal voor het vangen van insecten?

1. Pincetsnavel
2. Kegelsnavel
3. Priemsnavel
4. Zeefsnavel

Een zangvogel heeft:

1. 2 tenen naar voren en 1 naar achter.
2. 4 tenen naar voren en 1 naar achter.
3. 2 tenen naar voren en 2 naar achter.
4. 3 tenen naar voren en 1 naar achter.

Deze poten zijn van een?

1. Arend
2. Huismus
3. Meeuw
4. Eend