les 2

Oefenen voor de toets
deze les doen we 3.4, 4.1 & 4.2
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenen voor de toets
deze les doen we 3.4, 4.1 & 4.2

Slide 1 - Slide

Doelen
  • Je weet wat beleggen is en kan bijpassende berekeningen uitvoeren en toepassen (index, procenten, koersen)
  • geldkringloop
  • wisselkoersen
  • provisie en transactiekosten
  • verschillende verzekeringen kennen en toepassen
  • verzekeringskosten berekenen

Slide 2 - Slide

Beleggen 
In plaats van sparen kan je ook beleggen. 
Je kan aandelen kopen. Met een aandeel ben je een beetje eigenaar van een bedrijf bijv Shell.
Je kan dan geld verdienen door koerswinst en dividend
Als het bedrijf failliet gaat ben je je inleg kwijt!
dividend
een winstuitkering. Je krijgt een beetje van de winst uitgekeerd door het bedrijf

Slide 3 - Slide

Wat is de nieuwe koers van het aandeel Ahold?
A
1,25
B
26,25
C
25
D
26,78

Slide 4 - Quiz

Je hebt 30 aandelen google gekocht voor €2000. Een jaar later verkoop je alles voor €2020 wat is de koerswinst?
A
20
B
2020
C
300
D
600

Slide 5 - Quiz

mensen geven geld uit
De mensen geven geld uit bij bedrijven. 
salaris
met het geld wat de mensen uitgeven betalen de bedrijven weer de salarissen

sparen
het deel wat mensen niet uitgeven sparen ze bij de bank
rente
als beloning voor sparen krijg je rente
lenen
bedrijven lenen weer van de bank om te investeren

Slide 6 - Slide

wisselkoersen
Wanneer je euro's gaat omwisselen voor een vreemde valuta (andere munt) moet je rekening houden met wisselkoersen.
Vaak betaal je bij het wisselen van geld ook nog wisselkosten (provisie of transactiekosten)

Slide 7 - Slide

wisselkoersen berekenen


Wanneer je wisselkoersen gaat bereken maak dan een tabel
Ik wil voor 200 euro dollars kopen. hoeveel dollar krijg ik
euro 
200
dollar
1,13
controle
200 * 1,13 = 226

Slide 8 - Slide

nu andersom

Je wisselt 500 dollar in hoeveel euro krijg je
Euro
1
dollar
1,13
1
500 
controle
1/1,13=0,88
controle
0,88 * 500 = 442,48

kan zijn dat je anders hebt afgerond!

Slide 9 - Slide

Je verkoopt 1200 Marokkaanse dirhams, hoeveel Euro krijg je?
probeer het eerst zonder
A
120,44
B
543,98
C
234,55
D
106,76

Slide 10 - Quiz

Hoe verdient bank geld?
rente verschil tussen sparen en leningen 
omwisselen vreemde valuta
financiële diensten zoals beleggen en verzekeren

Slide 11 - Slide

hoofdstuk 4 
Verzekeren

Slide 12 - Slide

Waarom verzekeren
Mensen verzekeren zich tegen een onzeker voorval. 
De verzekeringsmaatschappij neemt het financiële risico van je over..
Zoals we mogen hopen dat de eigenaar van de ferrari op de achtergrond verzekerd is. 

Slide 13 - Slide

Begrippen bij verzekeren
Premie = bedrag dat je maandelijks betaald om verzekerd te zijn.
Polis = hierin staat wat de dekking van de verzekering is.
polisvoorwaarden = rechten en plichten verzekerde en verzekeraar


Slide 14 - Slide

Eigen risico 
Bij verzekeringen met een eigen risico moet je een deel van de schade eerst zelf betalen.
Eigen risico zorgt vaak voor een lagere maandelijkse premie

Slide 15 - Slide

volgende slide opdracht
Premies van verzekeringen kunnen verschillen. De premie van een fiets verzekering is in Amsterdam duurder dan in Groningen.
Op de volgende slide moet je de combi zoeken en aangeven welke premie hoger of lager is

Slide 16 - Slide

lage premie
hoge premie
vakantie in Groningen 
Vakantie naar Cambodja
autoverzekering Fiat punto
autoverzekering porsche
overlijdens verzekering roker
Tekstoverleidens verzekering niet roker
huis uit 1900 
nieuwbouwhuis
scooter verzekering in Amsterdam
scooter verzekering in Friesland

Slide 17 - Drag question

Tussendoortje: Je krijgt €20 zakgeld. Dit is 33% van je totale inkomsten. Hoeveel zijn je totale inkomsten?
A
20
B
6,6
C
60,60
D
80

Slide 18 - Quiz

Aansprakelijkheidsverzekering
ook wel AVP genoemd.
Deze verzekering vergoed schade die je per ongelijk bij andere toebrengt. 
Je stoot bijvoorbeeld de telefoon van je vriend(in) uit de handen en deze is stuk. Jij bent dan verzekerd met je aansprakelijkheidsverzekering

Slide 19 - Slide

Verzekeringskosten berekenen
De kosten van een verzekering bestaat uit meer dan alleen premie
Premie
€30
poliskosten
€5
(de twee hier boven optellen)
€35
+
assurantiebelasting 21% van €35
€7,35
+
verzekeringskosten

Slide 20 - Slide

De poliskosten betaal je vaak maar éénmalig, bij de start van je verzekering. Waarom is dit zo?

Slide 21 - Open question

Je ouders sluiten een AVP verzekering af. De premie is €48,50. De poliskosten zijn €5 de assurantie belasting is 21%
A. bereken de totale verzekeringskosten in het eerste jaar
B. bereken de verzekeringskosten in het volgende jaar

Slide 22 - Open question

controle
controle voor de vorige open vraag

Slide 23 - Slide

Inboedel en opstal verzekering
inboedel verzekering dekt schade aan spullen IN je huis door brand, diefstal enzovoort
opstalverzekering dekt schade AAN je huis door brand, storm enzovoort

Slide 24 - Slide

Ben je onder of over verzekerd?
Bij een inboedel of opstal verzekering heb je snel veel schade, daarom moet je goed verzekerd zijn.
Oververzekeren (meer verzekeren dan je eigenlijk hebt) heeft geen zin want je krijgt nooit meer dan de kosten van schade terug
Onder verzekeren de waarde van je spullen is hoger dan de verzekerde waar is niet zo slim. Je krijgt bij schade niet al je geld terug!!!

Slide 25 - Slide

Ben je onder of over verzekerd?
Berekening:
schade vergoeding bij onderverzekering = (verzekerde waarde / werkelijke waarde) x schade bedrag

Slide 26 - Slide

Je hebt je inboedel voor €80 000 verzekerd. werkelijke waarde is €90 000. Bij inbraak is de schade €18000. wat krijg je terug
A
18000
B
16000
C
14000
D
12000

Slide 27 - Quiz

De premie voor een opstal verzekering is laag in verhouding tot het verzekerd bedrag. Voor een verzekerde herbouwwaarde van €200 000 is de premie zo een €150 per jaar.
A. bereken de premie in procenten van het verzekerd bedrag. geef je antwoord in drie decimalen!
B. geef een mogelijke verklaring waarom de premie bij een opstal verzekering naar verhouding laag is? 
Controle
a. 20 a 150 = … % van 200.000
150 ÷ 200.000 x 100 = 0,075%
b. De kans op brand- of stormschade is klein.

Slide 28 - Slide

Samenvatting
Dit was een samenvatting van 3.4, 4.1 en 4.4. 
Deze samenvatting betekent niet dat je niet meer hoeft te leren en er niks anders gevraagd kan worden dan in deze lesson ups staan!

Slide 29 - Slide

Doelen
  • Het volgende hebben we deze les behandeld
  • Je weet wat beleggen is en kan bijpassende berekeningen uitvoeren en toepassen (index, procenten, koersen)
  • geldkringloop
  • wisselkoersen
  • provisie en transactiekosten
  • verschillende verzekeringen kennen en toepassen
  • verzekeringskosten berekenen

Slide 30 - Slide

Ik vond deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

ik vind deze les moeilijk
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll