Apotheek 2

Apotheek 2
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Apotheek 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Je maakt een 60 gram zalf. Aan het einde van de bereiding weeg je nog 57,34 gram na.

Voer de verlies-/winst berekening uit.

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Als je 1300 milligram prednisolon moet afwegen, welke balans gebruik je dan?
A
Milligram balans
B
Gram balans

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wie adviseert over de indeling van geneesmiddelen in verschillende categorieën?
A
Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
B
De Nederlandse Apotheek Norm (NAN)
C
Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekend FTO?
A
Farmaceutisch Technisch Onderzoek
B
Farmaco Therapie Overleg
C
Financieel Toezicht Organisatie
D
Farmaceutische Toxische Onderscheiding

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Geef één woord voor het geven van informatie over de handelingen die binnen een zorgproces worden uitgevoerd om kwaliteit te leveren.
A
procesindicator
B
Documentatie

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wie regelt de uitvoeringsinstantie voor de cao-apotheken.
A
FNA
B
SBA
C
D
LNA

Slide 7 - Quiz

SBA (stichting bedrijfsfonds apotheken)
FNA (Formularium der Nederlandse Apothekers) 

LNA (Laboratorium der Nederlandse Apothekers)
Noem een ander woord voor het gebruik van 5 of meer geneesmiddelen uit verschillende therapeutische groepen
A
Polyfarmacie
B
Ketenzorg

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Waarom bestaat de Opiumwet?
A
Voor privacy
B
Controleren welke geneesmiddelen er zijn
C
Gebruik te beperken
D
Illegaal handel te dimmen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een van de belangrijkste rechten van een patiënt volgens de WGBO?
A
Het recht op gratis medicijnen
B
Het recht op geheimhouding van medische gegevens
C
Het recht op zelfdiagnose en -behandeling
D
Het recht op het voorschrijven van geneesmiddelen naar keuze

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het belangrijkste doel van de AVG?
A
Het beschermen van persoonlijke gegevens en privacy van individuen
B
Het beperken van de toegang tot geneesmiddelen informatie
C
Het reguleren van de verkoop van geneesmiddelen
D
Het waarborgen van de winstgevendheid van apotheken

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Het waarborgen van de winstgevendheid van apotheken
A
Het voorschrijven van geneesmiddelen door artsen
B
Het voorschrijven van geneesmiddelen door artsen
C
Het bereiden van geneesmiddelen in de apotheek
D
Het beoordelen van de werkzaamheid van geneesmiddelen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van de Wet BIG?
A
Het verminderen van de kosten van de gezondheidszorg
B
Beschermen van patiënten tegen ondeskundig handelen
C
Het verhogen van de salarissen van zorgverleners
D
Meer beroepen toevoegen aan de individuele gezondheidszorg

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van  SANA
A
Zorgverleners beschermen
B
kwaliteit van nascholing in de apotheekbranche waarborgen
C
Meer geld voor zorgverleners
D
Meer openheid over klachten en ongewenste gebeurtenissen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Is het toegestaan om teruggebrachte medicijnen opnieuw uit te geven aan andere patiënten?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wie adviseert over de indeling van geneesmiddelen in verschillende categorieën?
A
Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
B
Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
C
Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)
D
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een baxter?
A
een weekdoos met medicijnen
B
een doosje medicijnen
C
een rol met plasticzakjes waar alle medicijnen inzitten
D
een rol met plasticzakjes waar de medicijnen per innamemoment bij elkaar gevoegd zijn

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Let op 2 vragen!
Geef van de volgende getallen hoeveel gram je af moet wegen? Welk gewicht weeg je op een milligram balans en welk gewicht op de grambalans?
1. 375 mg = …………… g
2. 45 mg = ……………..g
3. 1106 mg = ……………..g
4. 398 mg = ……………..g

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Geneesmiddelen die buiten de apotheek door een grootverpakker voorzien worden van een etiket heet ook wel
A
Central filling
B
Smart filling
C
GDS
D
Local filling

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Je verzendt jouw recepten vanuit het (AIS) naar onze server. Je ontvangt de geneesmiddelen dezelfde nacht in kant-en-klare receptzakken, op naam van jouw klant. Dit is:
A
Central filling
B
Smart filling
C
GDS
D
Local filling

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een homogeen mengsel?
A
Een mengsel waarin de verschillende stoffen gelijkmatig verdeeld zijn.
B
Een mengsel waarin maar één soort deeltjes aanwezig is.
C
Een mengsel waarin de verschillende stoffen ongelijkmatig verdeeld zijn.
D
Een mengsel waarin de verschillende stoffen niet gemengd zijn.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke voordelen heeft het gebruik van een baxter?
A
Het vergroot de medicatieveiligheid
B
Het veroorzaakt minder bijwerkingen.
C
Het zorgt voor een juiste dosering van medicijnen.
D
Het vereenvoudigt het innemen van medicijnen.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Je moet 5 gram natrium chloride fijnmaken, in welke mortier doe je dat?
A
Melamine mortier
B
Ruwe mortier
C
Roest vrije stalen (RVS) mortier
D
Gladde stenen mortier

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions