1) Ik heb een weefsel waarbij de tussencelstof vooral bestaat uit lijmstof en 2) de cellen liggen rondom kleine kanaaltjes
wat is het beste antwoord?
A
1 gaat over kraakbeen en 2 over botweefsel
B
1 en 2 gaan beide over botweefsel
C
1 gaat over botweefsel en 2 gaat over kraakbeen
D
1 en 2 gaan beide over kraakbeen
Slide 11 - Quiz
bekijk de afbeelding over kalk en lijmstoffen in botten. welke uitspraak is waar ?
A
Lijn A gaat over lijmstof en lijn B gaat over kalkstof
B
Lijn B gaat over lijmstof en lijn A gaat over kalkstof
C
beide kunnen daar nooit over gaan, zijn onzin
Slide 12 - Quiz
je ziet hiernaast drie soorten gewrichten getekend. Wat is het juiste antwoord?
A
A = rolgewricht B= een scharniergewricht C = Kogelgewricht
B
A = een scharniergewricht B= Kogelgewricht C = rolgewricht
C
A = Kogelgewricht B= een scharniergewricht C = rolgewricht
D
A = Kogelgewricht B= een rolgewricht C = scharniergewricht
Slide 13 - Quiz
Hiernaast zie je een tekening van een gewricht. Wat is het beste antwoord?
A
A= gewrichtskapsel en B= kraakbeen
B
A= gewrichtskom en B= gewrichtssmeer
C
A= kraakbeen B = gewrichtssmeer
D
A= gewrichtssmeer en B= kraakbeen
Slide 14 - Quiz
Wat is zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die jouw arm bewegen.
C
Spieren die onwillekeurig doorwerken
D
Spieren dat altijd werken.
Slide 15 - Quiz
18: Welke van de vier antwoorden is juist?
A
4 = voorhoofdsbeen;
9 = wiggenbeen
B
5 = wandbeen;
6 = neusbeen
C
7 = slaapbeen;
9 = jukboog
D
5 = achterhoofdsbeen;
1 = bovenkaak
Slide 16 - Quiz
Welke beweging is in de elleboog mogelijk als je het bot bij de pijl naar boven beweegt.
A
een draaiende beweging
B
buigende en strekkende beweging
C
een rolbeweging
D
er is geen beweging mogelijk
Slide 17 - Quiz
Wat is het verschil tussen de orgaan en de skelet spieren?
Slide 18 - Open question
Bij een kraakbeen verbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten
A
Geen
B
een klein beetje
C
veel
Slide 19 - Quiz
Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
Slide 20 - Quiz
Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.
.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren
2: spieren
B
1: pezen
2: pezen
C
1: pezen
2: spieren
D
1: spieren
2: pezen
Slide 21 - Quiz
wat is de functie van een kraakbeenlaagje
A
Ze gaan slijtage tegen
B
Houden het gewricht op zijn plaats
C
Ze maken de botten buigzamer
D
Ze maken de botten stevig
Slide 22 - Quiz
Hoe zitten de ribben aan het borstbeen vast?
A
gewricht
B
vergroeiing
C
naadverbinding
D
kraakbeen
Slide 23 - Quiz
Gewrichtskapsel
Gewrichtsknobbel
Gewrichtsband
Kraakbeen
Gewrichtskom
Gewrichtssmeer
Slide 24 - Drag question
Naadverbinding
Vergroeid
Gewricht
Kraakbeen
Veel beweging
Geen beweging
Beetje beweging
Geen beweging
Slide 25 - Drag question
Hoe zitten de botjes van de vingers aan elkaar vast?
A
naden
B
kraakbeen
C
vergroeid
D
gewrichten
Slide 26 - Quiz
Wat wordt er beschermd door onze borstkas
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag
Slide 27 - Quiz
Sleep je namen naar de juiste plek
Spaakbeen
Ellepijp
middenhands
beentjes
handwortel
beentjes
vingerkootjes
Slide 28 - Drag question
Door een bot te verbranden gaat de lijmstof eruit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Zonder kalkzout kan een bot makkelijk breken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6
Slide 31 - Drag question
Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren
Slide 32 - Quiz
Wat is de verband tussen spieren en het skelet?
Slide 33 - Open question
Wat is het verschil tussen een rol en een kogelgewricht
Slide 34 - Open question
In de afbeelding is een stukje van de wervelkolom getekend. Waar bevindt zich botweefsel
A
op plek p
B
nergens
C
op plek q
D
op zowel p als q
Slide 35 - Quiz
Het skelet bestaat uit twee typen botten: platte beenderen en pijpbeenderen. Met de proefopstelling hiernaast kun je een eigenschap van de platte beenderen en pijpbeenderen onderzoeken. Welke onderzoeksvraag over de botten in je lichaam kun je met de opstelling onderzoeken?
A
Welke botten zijn dikker: platte beenderen of pijpbeenderen?
B
Waarom zitten er platte beenderen en pijpbeenderen in het lichaam?
C
Welke botten zijn sterker: platte beenderen of pijpbeenderen?
D
Zijn pijpbeenderen betere botten dan platte beenderen?
Slide 36 - Quiz
Welke functie hebben de kalkzouten in bot?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging
Slide 37 - Quiz
Wijs in dit menselijk skelet de wervelkolom aan door het rode balkje erop te slepen.
Slide 38 - Drag question
Koppel de goede begrippen aan elkaar.
Ledematen
Geraamte
Botten
Schoudergordel
Borstkas
Bekken
Beenderen
Borstwervels, ribben en borstbeen
Heupbeenderen en heiligbeen
Inwendig skelet
Armen en benen
Schouderblad en sleutelbeen
Slide 39 - Drag question
schedel
Schouderblad
Opperarmbeen
Heupbeen
ribben
ellepijp
spaakbeen
lendenwervels
halswervels
dijbeen
knieschijf
scheenbeen
Kuitbeen
sleutelbeen
Slide 40 - Drag question
Spier P begint zich samen te trekken. Als gevolg hiervan beweegt het kniegewricht
A
Juist
B
Onjuist
Slide 41 - Quiz
Welk nummer geeft het heiligbeen aan
Slide 42 - Open question
Welke beweging kan je niet meer kunnen maken als de achillespees is doorgesneden
A
achtervoet optillen
B
achtervoet strekken
C
Onderbeen optillen
D
Onderbeen strekken
Slide 43 - Quiz
Wat voor soort weefsel is afbeelding 3
Slide 44 - Open question
Ireen Wust heeft een heel goede schaatshouding: zij kan diep buigen, haar rug blijft vrijwel evenwijdig aan het ijs
Welke spieren zijn vooral gespannen ?
A
Rugspieren
B
Buikspieren
C
Zowel rug - als buikspieren
Slide 45 - Quiz
Jaap vindt een groot aantal botjes van een konijn. Hij wil proberen met zijn kennis van skeletten de botjes samen te voegen tot een compleet skelet.
Jaap vindt het moeilijker dan bij een menselijk skelet om te zien welke botjes bij de voorpoten (armen) horen en welke botjes bij de achterpoten (benen). Leg dit uit.....
Slide 46 - Open question
Ireen Wüst (zie afbeelding 7) kwam vlak voor de Olympische Spelen in Sotsji in 2014 met de schrik vrij bij een trainingskamp in Inzell. De meervoudig olympische kampioene ging onderuit en sneed daarbij bijna met haar schaats haar achillespees af, waardoor ze de deelname aan de Olympische Spelen in Sotsji wel had kunnen vergeten.
'Ik heb heel veel geluk gehad en mag wat dat betreft wel een paar kaarsjes opsteken', aldus Wüst. 'Ik sneed nu in de plek waar mijn schoen zit, bij mijn enkel.
Maar als het drie centimeter hoger was geweest, dan waren de Spelen voor mij waarschijnlijk wel over geweest. Ik heb heel veel mazzel gehad.
Met wat blauwe plekken, schaafwonden en een stijve nek ben ik heel goed weggekomen. Gelukkig heb ik nu geen last meer
Slide 47 - Slide
De achillespees verbindt het hielbeen met de kuitspier.
Welke beweging had Ireen niet meer kunnen maken als de achillespees was doorgesneden?
A
Haar achtervoet optillen
B
Haar achtervoet strekken
C
Haar onderbeen optillen
D
Haar onderbeen strekken
Slide 48 - Quiz
Uit welk materiaal bestaan pezen?
A
Uit beenweefsel
B
Uit bindweefsel
C
Uit kraakbeenweefsel
Slide 49 - Quiz
Ireen heeft een heel goede schaatshouding: zij kan diep buigen, haar rug blijft vrijwel evenwijdig aan het ijs.
Welke spieren zijn in die houding vooral gespannen?
A
De buikspieren zijn vooral gespannen
B
De rugspieren zijn vooral gespannen
C
De buikspieren en rugspieren zijn ongeveer evenveel gespannen.
Slide 50 - Quiz
Carla is 58 jaar. De trainer adviseert haar om veel gymnastiekoefeningen te doen, voordat ze aan haar fitnessprogramma begint. Waarom is dit advies voor Carla belangrijker dan voor haar 18-jarige dochter Jorien
Slide 51 - Open question
Gebruik deze slide voor de volgende vraag
Slide 52 - Slide
Vul de namen van de verschillende schedel beenderen in bij de nummers 1 t/m 5 en 7. Schrijf als volgt op: 1 is .... 2 is .... enz enz.