Uitleg 6.1 + 6.2

hoofdstuk 6 par. 1 metalen
1 / 77
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 77 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

hoofdstuk 6 par. 1 metalen

Slide 1 - Slide

Programma 23/5
  • Herhaling 6.1
  • Uitleg 6.2 
  • Maken opdrachten 6.2
  • Poster inleveren

  • Huiswerk controle


Slide 2 - Slide

6.1 Leerdoelen
  1. Je kunt het productieproces van staal beschrijven.
  2. Je kunt het productieproces van aluminium beschrijven.
  3. Je kunt het verschil tussen edele en onedele metalen benoemen.
  4. Je kunt enkele edele en onedele metalen benoemen.

Slide 3 - Slide

Wat zijn de eigenschappen van metalen?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Edele metalen 
  • Edele metalen reageren niet of nauwelijks met andere stoffen.
  • daarom worden ze vaak gevonden als zuivere stof.
  • Goud, zilver, platina
  • 24 karaat goud =100 %  zuiver goud , 18 karaat = 18/24 x100%= 75 % goud (en 25 %  andere metalen meestal zilver of koper)

Slide 8 - Slide

Onedele metalen
  • Onedele metalen reageren wel  met andere stoffen. (b.v.zuurstof, water of zuren) 
  • worden daarom bijna altijd gevonden als erts = verbinding van metaal met een niet- metaal
  • bijv. ijzeroxide en aluminiumoxide
  • hoe onedeler het metaal hoe reactiever het is.


Slide 9 - Slide

zeer onedele metalen
  • alle metalen uit groep 1 = alkalimetalen, zijn zeer reactief.
  • ze reageren zo heftig met b.v. zuurstof en water dat ze onder een laagje olie bewaard worden
  • de aardalkalimetalen = groep 2 reageren ook heftig maar iets minder heftig 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

legeringen maken = metalen mengen
Dit doe je om betere eigenschappen te krijgen. Veel legeringen zijn harder dan de zuivere  stoffen.

Goud is puur erg zacht --> mengen met zilver(=witgoud) of met koper (=roodgoud)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Soldeer

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Zilveramalgaam

Slide 19 - Slide

Brons

Slide 20 - Slide

Messing

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Maken opdrachten:
werkboek blz. 80
1 t/m 13

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Programma 1/6
  • Uitleg 6.1 
  • Opdrachten online maken 6.1

Slide 26 - Slide

Film klokhuis Hoogovens

Slide 27 - Slide

ijzer maak je uit ijzererts
  1. ijzererts bestaat voor het grootste deel uit ijzeroxide(=roest)
  2. ijzeroxide + cokes (=koolstof)+ zuurstof--> ruwijzer+koolstofdioxide
  3. ruwijzer bevat nog te veel koolstof--> is bros--> nog
meer bewerken b.v. tot staal

Slide 28 - Slide

aluminium uit aluminiumerts(=bauxiet)
  • aluminium heeft een kleine dichtheid en toch redelijk sterk --> veel toegepast
  • het erts bauxiet +_ 50 % aluminiumoxide
  • dat laat je smelten
  • dan via elektrolyse ontleden en aluminum aftappen
 (zie plaatje)

Slide 29 - Slide

Programma 20/5
  • Maken opdrachten 6.1 (1 t/m 15)

  • Huiswerk controle: Alle opdrachten van H5 af?
  • Wat niet af is of niet is meegenomen maak je vandaag in je vrije tijd op school af!


Slide 30 - Slide

Programma 1/6
  • Opdrachten online maken 6.1 (1 t/m 15)

Slide 31 - Slide

Programma 
  • Herhaling 6.1 
  • Uitleg 6.2
  • Opdrachten online maken 6.2 (18 t/m 32)

Slide 32 - Slide

6.1 Edele metalen 
  • Edele metalen reageren niet of nauwelijks met andere stoffen.
  • daarom worden ze vaak gevonden als zuivere stof.
  • Goud, zilver, platina
  • 24 karaat goud =100 %  zuiver goud , 18 karaat = 18/24 x100%= 75 % goud (en 25 %  andere metalen meestal zilver of koper)

Slide 33 - Slide

6.1 Onedele metalen
  • Onedele metalen reageren wel  met andere stoffen. (b.v.zuurstof, water of zuren) 
  • worden daarom bijna altijd gevonden als erts = verbinding van metaal met een niet- metaal
  • bijv. ijzeroxide en aluminiumoxide
  • hoe onedeler het metaal hoe reactiever het is.


Slide 34 - Slide

6.1 Zeer onedele metalen
  • alle metalen uit groep 1 = alkalimetalen, zijn zeer reactief.
  • ze reageren zo heftig met b.v. zuurstof en water dat ze onder een laagje olie bewaard worden
  • de aardalkalimetalen = groep 2 reageren ook heftig maar iets minder heftig 

Slide 35 - Slide

6.1 ijzer maak je uit ijzererts
  1. ijzererts bestaat voor het grootste deel uit ijzeroxide(=roest)
  2. ijzeroxide + cokes (=koolstof)+ zuurstof--> ruwijzer+koolstofdioxide
  3. ruwijzer bevat nog te veel koolstof--> is bros--> nog
meer bewerken b.v. tot staal

Slide 36 - Slide

6.1  aluminium uit aluminiumerts(=bauxiet)
  • aluminium heeft een kleine dichtheid en toch redelijk sterk --> veel toegepast
  • het erts bauxiet +_ 50 % aluminiumoxide
  • dat laat je smelten
  • dan via elektrolyse ontleden en aluminum aftappen
 (zie plaatje)

Slide 37 - Slide

6.2 Leerdoelen 
  1. Je kunt algemene kenmerken van metalen benoemen.
  2. Je kunt verschillen tussen metalen benoemen.
  3. Je kunt toepassingen van legeringen noemen.
  4. Je kunt de hoofdbestanddelen van enkele legeringen noemen.

Slide 38 - Slide

6.2 Wat zijn de eigenschappen van metalen?

Slide 39 - Mind map

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

6.2 Legeringen maken = metalen mengen
Dit doe je om betere eigenschappen te krijgen. Veel legeringen zijn harder dan de zuivere  stoffen.

Goud is puur erg zacht --> mengen met zilver(=witgoud) of met koper (=roodgoud)

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Soldeer

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Zilveramalgaam

Slide 48 - Slide

Brons

Slide 49 - Slide

Messing

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Maken opdrachten:
werkboek blz. 80
1 t/m 13

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

Programma 
  • Opdrachten online maken 6.2 (18 t/m 32)

Slide 54 - Slide

3VMBO 
Hoofdstuk 6.3: Grondstoffen uit aarde

Slide 55 - Slide

Programma 12/6
  • Herhaling 6.1 + 6.2
  • Uitleg 6.3
  • Opdrachten online afmaken t/m 6.3

Slide 56 - Slide

Ijzer
  1. Welke stoffen heb je nodig om ijzer te kunnen produceren?
  2. Geef het reactieschema (in woorden) voor de ijzerbereiding (inclusief toestandsaanduiding)
  3. Geef de reactievergelijking voor de ijzerbereiding (inclusief toestandsaanduiding)
  4. Wat is het verschil tussen ruwijzer en staal?





Slide 57 - Slide

Aluminium
  1. Wat is de grondstof voor aluminium?
  2. Door middel van welke reactie wordt uit gesmolten aluminiumoxide aluminium gemaakt?
  3. Geef de reactieschema van de ontleding van aluminiumoxide (inlcusief toestandsaanduiding). 
  4. Geef de reactievergelijking van de ontleding van aluminiumoxide (inlcusief toestandsaanduiding). 




Slide 58 - Slide

Edele en onedele metalen
  1. Noem enkele eigenschappen van metalen.
  2. Noem een kenmerkende eigenschap van edele metalen.
  3. Noem 3 edele metalen.
  4. Noem een kenmerkende eigenschap van onedele metalen.
  5. Noem 3 zeer onedele metalen.
  6. Onedele metalen vind je alleen als verbindingen, geef hier 3 voorbeelden van.

Slide 59 - Slide

Slide 60 - Slide

Slide 61 - Slide

Wat ga je nu doen?
Opgaven t/m  6.3 online maken.

Slide 62 - Slide

Practicum Proef 1
Dichtheid bepalen van:
Aluminium
Koper
IJzer
Messing

Slide 63 - Slide

Wat is dichtheid?

De dichtheid, of soortelijke massa van een stof is in de natuur- en scheikunde de massa  (in gram) van 1 cm3 van een stof.

Dit betekend dat ieder voorwerp met een volume van 1 cm3  van 
dezelfde stof altijd de zelfde massa heeft.

Slide 64 - Slide

Als je lichte en zware materialen met elkaar gaat vergelijken gelden de volgende regels:
Bij een gelijk volume weegt een licht materiaal minder dan een zwaar materiaal.

Bij gelijke massa heeft een licht materiaal meer volume dan een zwaar materiaal.

Denk bij beide bovenstaande maar aan lood en veren!

Slide 65 - Slide

Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid.
Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte

Slide 66 - Quiz

Hoe bepaal je de massa?
De massa bepaal je met behulp van een weegschaal of een balans.
De massa wordt gemeten in gram of in kilogram.

Weet je nog hoe je die moet omrekenen?

Slide 67 - Slide

1492,56 g =
A
149,256 kg
B
1,49256 kg
C
142,56 kg
D
0,149256 kg

Slide 68 - Quiz

Gaan we nu kijken naar het volume.
Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte

Slide 69 - Quiz

Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 1:  meten

Voor deze manier heb je een meetlat  nodig. Meten kan  alleen als het een rechthoekig voorwerp is.
Je meet dan de lengte van het voorwerp, de breedte en de hoogte.

De formule die je voor het berekenen van het volume moet gebruiken ken je uit de wiskunde.

Slide 70 - Slide

De formule voor het berekenen van het volume van een voorwerp is:
A
V = l x b x m
B
V = b x h x s
C
V = l x h x d
D
V = l x b x h

Slide 71 - Quiz

Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 2: de onderdompelmethode

Deze manier van meten gebruik je bij het bepalen van het volume van 
een voorwerp met onregelmatige vormen, bijvoorbeeld een kiezelsteen.

Je hebt een maatcilinder met een bepaalde hoeveelheid water. Deze hoeveelheid lees je precies af. Vervolgens laat je voorzichtig het voorwerp in het water glijden. 
Het niveau van het water stijgt hierdoor. het verschil in waterstand is   
precies gelijk aan het volume van het voorwerp

Slide 72 - Slide

Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode

Slide 73 - Slide

Dichtheid berekenen
Je weet nu dat je de massa van een voorwerp en het volume ervan moet weten om de dichtheid te kunnen uitrekenen.
de formule die we hier voor gebruiken is:
  
Dichtheid =    massa                of in symbolen         𝜌 =      m   
                  volume                                                      V















Dichtheid
=   



massa



of in symbolen



𝜌 =



m



volume



V














Dichtheid
=   



massa



of in symbolen



𝜌 =



m



volume



V













Dichtheid       =

massa



of in symbolen



𝜌 =



m



v

olume



V











𝜌 =



m



V


                  

Slide 74 - Slide

Practicum Proef 1
Uitvoeren in 2-tallen

Meenemen naar lok. 101: Liniaal / Geodriehoek, rekenmachine, Binas-boekje

Slide 75 - Slide

Practicum Proef 1
Nabespreken practicum

Slide 76 - Slide

Schrijf op wat naar jouw mening de 2 belangrijkste dingen zijn die je deze les geleerd hebt.

Slide 77 - Open question