8.3 Democratisering

Huiswerkcontrole
8.1 en 8.2


1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Huiswerkcontrole
8.1 en 8.2


Slide 1 - Slide

H8 Burgers en stoommachines
8.3 Democratisering
KA
voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces

Slide 2 - Slide

Leerdoel
In deze presentatie leer je:
  • hoe de democratie zich ontwikkelde in Nederland
  • hoe de democratie zich ontwikkelde in Groot-Brittannië
  • hoe de democratie zich ontwikkelde in Duitsland

Slide 3 - Slide


Wat is staatsinrichting?


  • Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht

  • Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
  • Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt

Slide 4 - Slide

Samenvatting
Probeer zelf een samenvatting te maken van het eerste deel van 8.3 Democratie in Nederland
Over een kwartier bespreken we dit.

Slide 5 - Slide

Democratie in Nederland 1/2
Tot 1848: constitutionele monarchie met onbeperkte macht van de koning
1848:
Thorbecke schreef een nieuwe grondwet voor Nederland:
  • een parlementair stelsel
  • de regering o.l.v. de premier was verantwoording schuldig aan gekozen parlement
  • Nederland was nog geen democratie door het censuskiesrecht



Willem I

Slide 6 - Slide

Democratie in Nederland 2/2
1917 - algemeen mannen-kiesrecht en vrouwen kregen passief kiesrecht: recht om gekozen te worden.
1919 – vrouwen kregen actief kiesrecht: recht om te stemmen. Nederland werd parlementaire democratie met algemeen kiesrecht.
Willem II

Slide 7 - Slide

Samenvatting
Probeer zelf een samenvatting te maken van het eerste deel van 8.3 Democratie in Groot-Brittannië.
Over een kwartier bespreken we dit.

Slide 8 - Slide

Democratie in Groot-Brittannië 1/2
1815-1919: in heel Europa de tijd van de democratisering
1688: koning accepteerde de macht van het parlement, maar mocht tot 1837 ministers benoemen
Door het districtenstelsel gingen Britse verkiezingen bijna altijd tussen twee partijen:
- tot WOI: Conservatieve partij en Liberale Partij
- na 1918: Conservatieve partij en Labour Party

Slide 9 - Slide

Democratie in Groot-Brittannië 2/2
Democratisering ging om het kiesrecht. Het parlement bestond uit het Hogerhuis (edelen, benoemd door de koning) en het Lagerhuis (vertegenwoordigers districten).

 1832/1867 – aanpassing van districten en uitbreiding kiesrecht
1918 – algemeen mannenkiesrecht
1928 – volledig algemeen kiesrecht

Slide 10 - Slide

Samenvatting
Probeer zelf een samenvatting te maken van het eerste deel van 8.3 Democratie in Duitsland.
Over een kwartier bespreken we dit.

Slide 11 - Slide

Democratie in Duitsland 1/2
tot 1848 had Pruisen geen grondwet, de macht van de koning was onbeperkt
1848 – gevechten in Berlijn:
  • invoering grondwet
  • parlement met budgetrecht: recht van het parlement om uitgaven van de regering goed of af te keuren
  • Pruisen ging op in klein-Duitsland
  • Pruisische koning weigert keizerskroon
1861 – liberalen behaalden meerderheid, maar kanselier Bismarck zette toch de legeruitbreiding door > won drie oorlogen > veel liberalen steunden Bismarck > 1871 grondwet met veel macht voor de keizer

Slide 12 - Slide

Democratie in Duitsland 2/2
Duitse parlement, Rijksdag, had budgetrecht en kon wetten tegenhouden, maar kon regering niet ter verantwoording roepen.

Bismarck voerde algemeen mannenkiesrecht in, hoopte op conservatieve stemmen. 
Op den duur werden katholieke en sociaaldemocratische partij de grootste. 

Toch behield de Pruisische adel de macht in de politiek, de staatsbureaucratie en het leger.


Slide 13 - Slide

Huiswerk
Maak de opdrachten van 8.3 in je digitale werkboek

Slide 14 - Slide

Wat is kenmerkend aan een parlementair stelsel?
A
De koning moet zich houden aan de grondwet
B
Er is alleen een Eerst Kamer
C
Het parlement is het machtigst
D
Het parlement kan worden ontslagen door de koning

Slide 15 - Quiz


Wat is NIET een ander woord voor het begrip "premier"?
A
Fractievoorzitter
B
Minister-president
C
Eerste minister
D
Regeringsleider

Slide 16 - Quiz

Wat is censuskiesrecht?
A
Stemrecht voor mannen
B
Stemrecht voor mensen die % belasting betalen
C
Stemrecht voor liberalen
D
Stemrecht voor mensen van 18 jaar en ouder

Slide 17 - Quiz

Welke uitspraak is de juiste?
A
De Britse verkiezingen gingen in de 19de eeuw telkens tussen de twee partijen.
B
Door de uitbreiding van het kiesrecht werd Groot-Brittannië in de 19de eeuw een parlementaire democratie.
C
In de 19de eeuw had de Britse koning veel macht en het parlement weinig macht.

Slide 18 - Quiz