Klas 2 Herhaling WO2

Herhaling
Programma
Afsluitende paragraaf
Afsluiting
1 / 51
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling
Programma
Afsluitende paragraaf
Afsluiting

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen
Blokuur:
- Quiz
- 10 minuten pauze in de klas
- Paragraaf 3 en 4

Slide 2 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Maken opdrachten paragraaf 7 Afsluiting
Werkboek :  Heel hoofdstuk 4
Klaar? Maak de herhalingsvragen
Klaar? Maak ook de verdieping
Klaar? Leer de begrippen lijst, maak een samenvatting, bekijk de powerpoints, lees je aantekeningen nog eens goed door.
Maak een tijdbalk

Slide 3 - Slide

Ik ben al begonnen met leren voor de toets mens en maatschappij:
Ja
Nee
Een beetje

Slide 4 - Poll

Slide 5 - Slide

Welke oorzaak van de Tweede Wereldoorlog in hier zichtbaar?

Slide 6 - Open question

Hieronder zie je vier oorzaken van de Tweede Wereldoorlog.
Welke oorzaak hoort bij de Vrede van Versailles?
A
ergenis over de afloop van WO I
B
economische crisis in de hele wereld
C
opkomst nationaal socialisme in Duitsland
D
politieke crisis

Slide 7 - Quiz

Hieronder zie je vier oorzaken van de Tweede Wereldoorlog.
Welke oorzaak hoort bij haat tegen Joden en het streven naar meer levensruimte voor het eigen Duitse volk?
A
ergenis over de afloop van WO I
B
economische crisis in de hele wereld
C
opkomst nationaal socialisme in Duitsland
D
politieke crisis

Slide 8 - Quiz

Hieronder zie je vier oorzaken van de Tweede Wereldoorlog.
Welke oorzaak hoort bij veel armoede en werkloosheid?
A
ergenis over de afloop van WO I
B
economische crisis in de hele wereld
C
opkomst nationaal socialisme in Duitsland
D
politieke crisis

Slide 9 - Quiz

Hieronder zie je vier oorzaken van de Tweede Wereldoorlog.
Welke oorzaak hoort bij opkomst anti-democratische partijen?
A
ergenis over de afloop van WO I
B
economische crisis in de hele wereld
C
opkomst nationaal socialisme in Duitsland
D
politieke crisis

Slide 10 - Quiz

Hieronder vijf gebeurtenissen die te maken hebben met de Tweede Wereldoorlog.
Zet de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
Duitsland pikt Sudetenland in.
Duitsland verklaart oorlog aan Amerika.
Rusland verklaart Duitsland de oorlog.
Duitsland valt Polen binnen.
Engeland en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog.

Slide 11 - Drag question

Nadat Duitsland het Sudetenland had ingepikt, vond de conferentie van München plaats.
Welke landen waren bij deze conferentie aanwezig?
A
Duitsland, Italië, Engeland en Frankrijk
B
Duitsland, Amerika, Engeland en Frankrijk
C
Duitsland, Italië, Engeland en Japan
D
Duitsland, Amerika, Engeland en Japan

Slide 12 - Quiz

Welk begrip wordt hier omschreven?

De Tweede Wereldoorlog begon met de Duitse inval van Polen in 1939. De tactiek die Hitler gebruikte wordt de .......... genoemd. Binnen zeer korte tijd wist hij op deze manier grote delen van Europa te veroveren.

Slide 13 - Open question

Op 7 december 1941 raakte Amerika betrokken bij de oorlog.
Hoe gebeurde dat?
A
Door de aanval van de Duitsers op de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor.
B
Door de aanval van de Japanners op de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor.
C
Doordat Japan duikboten inzette om Amerikaanse schepen te torpederen.

Slide 14 - Quiz

Hieronder staan vier gebeurtenissen die te maken hebben met het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Zet de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
Overgave van Japan.
D-day.
Overgave van Duitsland.
Atoombom op Hiroshima

Slide 15 - Drag question

Koppen de beschrijving aan het juiste begrip.
Blitzkrieg
Nationaal-socialisme
Vrede van Versailles
Totale oorlog
Niet-aanvalsverdrag
Een verdrag waarmee de Eerste Wereldoorlog formeel werd beëindigd. Dit was een verdrag tussen Duitsland en de geallieerden. Het vond plaats op 18 januari 1919.
Snelle verrassingsaanval met een sterk leger, zodat de vijand snel verslagen kan worden.
Het gedachtegoed van Hitler en de nazi’s. Zij waren tegen een staat met verkiezingen en tegen joden. Zij wilden meer levensruimte voor de Duitsers.
Verdrag tussen Rusland en Duitsland om elkaar niet aan te vallen in Polen.
Ook de burgers die niet in de oorlog vochten of in oorlogsgebied woonden kregen veel last van de oorlog.

Slide 16 - Drag question


‘Joden proberen altijd mensen op te lichten. Je moet ze niet vertrouwen.’

➤Is dit een vorm van antisemitisme?




A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

➤Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 18 - Quiz



De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.

➤Wat is de juiste volgorde?







A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en ten slotte 3.

Slide 19 - Quiz


Hieronder staan vier beweringen over de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.
➤Welke bewering is juist?









A
Alleen Joden waren verplicht altijd een persoonsbewijs bij zich te hebben.
B
Het grootste deel van de Joden kon de oorlog overleven dankzij de mogelijkheid om onder te duiken.
C
Joden werden vervolgd omdat ze tegen de nazi's waren en niet op de NSDAP stemden.
D
Na een razzia werden Joden afgevoerd naar doorgangskamp Westerbork.

Slide 20 - Quiz

Welke (grote) landen horen er bij de As-mogendheden?
A
Duitsland, Italië, Spanje
B
Italië, Frankrijk, Duitsland
C
Duitsland, Japan, Italië
D
Nederland, Duitsland, België

Slide 21 - Quiz

De VN werd opgericht in
A
1940
B
1945
C
1950
D
1955

Slide 22 - Quiz

Wat is het doel van de VN?
A
Het kapitalisme tegenhouden.
B
Het communisme tegenhouden.
C
De wereldvrede bewaren
D
De 5 grootste landen meer macht geven.

Slide 23 - Quiz

De Europese Commissie kun je in Nederland het best vergelijken met …
A
Alle politieke partijen samen
B
De leden van de Eerste Kamer
C
De leden van de Tweede Kamer
D
De regering

Slide 24 - Quiz

Hoeveel van de 24000 onderduikers worden ontdekt/verraden en alsnog opgepakt en afgevoerd?
A
8000
B
8
C
80000
D
80

Slide 25 - Quiz

Welke uitspraak over het Europees Parlement is juist?

Het Europees Parlement ....
A
bestaat uit vertegenwoordigers van alle Europese landen.
B
vergadert om de zes maanden in een andere lidstaat.
C
wordt gevormd door de ministers van de afzonderlijke landen.
D
wordt rechtstreeks gekozen door de burgers van de lidstaten.

Slide 26 - Quiz

Wat was de eerste grote daad van verzet tijdens de Nederlandse bezetting?
A
Februaristaking
B
Spoorwegstaking
C
Dolle dinsdag
D
Oprichting Joodsche raad

Slide 27 - Quiz

Welk begrip past bij de volgende omschrijving:

Iedereen heeft recht op onderwijs, leven, werk, huisvesting, medische zorg en eerlijke rechtspraak
A
Soevereiniteit
B
Globalisering
C
Mensenrechten
D
Resolutie

Slide 28 - Quiz

Wat betekent de VN?
A
Verenigd Nederland
B
Vrije Naties
C
Vrij Nederland
D
Verenigde Naties

Slide 29 - Quiz

Welk recht staat er niet in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (afspraak VN)
A
het recht op leven
B
het recht op vrijheid van godsdienst
C
het recht op vrijheid van meningsuiting
D
het recht op onderwijs

Slide 30 - Quiz

Ondanks de bezetting gingen er ook mensen in het verzet. Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking zat bij het verzet?
A
<1%
B
1% - 10%
C
10% - 20%
D
20%>

Slide 31 - Quiz

Welk land werd als eerst door Duitsland aangevallen in de Tweede Wereldoorlog?
A
Polen
B
Sovjet-Unie
C
Nederland
D
Engeland

Slide 32 - Quiz

Welke wapens / voertuigen waren cruciaal voor een Blitzkrieg?
A
Machinegeweren en granaten
B
Vliegtuigen en gifgas
C
Vliegtuigen en tanks
D
Tanks en granaten

Slide 33 - Quiz

Wanneer mag je in Nederland de vlag uithangen?
A
op prinsjesdag
B
op dodenherdenking
C
op Bevrijdingsdag
D
wanneer je dat zelf wilt

Slide 34 - Quiz

Wat is de juiste volgorde waarin deze Europese samenwerkingen ontstonden?
A
Benelux - EEG - EGKS - EU
B
EEG - EU - EGKS - Benelux
C
EGKS - EEG - Benelux - EU
D
Benelux - EGKS - EEG - EU

Slide 35 - Quiz

Welk land konden de Duitsers niet innemen?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Belgie

Slide 36 - Quiz

Het belangrijkste artikel in de grondwet van 1848 is artikel 1.

Wat staat in artikel 1?
A
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.
B
De regering dient zorg te dragen aan onderwijs.
C
Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.
D
De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.

Slide 37 - Quiz

deporteren =
A
Afvoeren
B
Verstoppen
C
onderduiken
D
bevrijden

Slide 38 - Quiz

Welk begrip past
bij de afbeelding?
A
Concentratiekamp
B
Jappenkamp
C
Nazi
D
SS

Slide 39 - Quiz

Hoe heette de Britse premier (leider) tijdens de Tweede Wereldoorlog?
A
Chamberlain
B
Attlee
C
Johnsson
D
Churchill

Slide 40 - Quiz

wat was de operationele naam van de invasie van Rusland door Duitsland?
A
operatie Barbarossa
B
Fall blau
C
Westfeldzug
D
oparation sealion

Slide 41 - Quiz

Waarom is 5 mei 1945 een belangrijke dag voor de Nederlandse geschiedenis?
A
Bevrijdingsdag
B
Dodenherdenking
C
Bombardement op Rotterdam
D
De Duitsers capituleren

Slide 42 - Quiz

Wat betekent 'censuur'
A
Bang maken met dreigementen
B
Omkopen
C
Bang maken met geweld
D
Andere meningen verbieden

Slide 43 - Quiz

Wat is een voorbeeld van collaboratie?
A
In Duitse krijgsdienst gaan als vrijwilliger.
B
Als bedrijf producten maken voor de Duitse bezetter.
C
Als ondernemer producten leveren aan de Duitse bezetter.
D
Als (Nederlandse) politieagent meehelpen om Nederlandse Joden en verzetsstrijders op te sporen.

Slide 44 - Quiz

Wanneer was de atoombomaanval op Nagasaki?
timer
0:10
A
6 juli 1945
B
9 juli 1945
C
6 augustus 1945
D
9 augustus 1945

Slide 45 - Quiz

Op 4 Mei ...
A
vieren we Bevrijdingsdag
B
zijn we twee minuten stil vanwege de dodenherdenking

Slide 46 - Quiz

De NSB hielpen vaak bij Razzia's, maar wat zijn Razzia's?
A
Nazi-kranten die in Nederland werden verspreid
B
Jagen op Joodse mensen
C
Het vermoorden van Joodse mensen
D
Het gelijkschakelen van omroepen en organisaties

Slide 47 - Quiz

De geallieerde invasie in West-Frankrijk was op:
A
5 mei 1944
B
6 juni 1944
C
5 mei 1945
D
6 juni 1945

Slide 48 - Quiz

Welke landen zijn lid van de EGKS?
A
Benelux, Frankrijk, Italië en BRD
B
Benelux, Frankrijk, Italië en DDR
C
België, Nederland, BRD en Frankrijk
D
Nederland, België, Spanje, Frankrijk en Italië.

Slide 49 - Quiz

Wat was geen reden waarom mensen het slecht hadden in Jappenkampen?
A
Het was slecht gesteld met de hygiëne.
B
Mensen kregen te weinig voedsel.
C
De Japanners deelden lijfstraffen uit.
D
Het was slecht gesteld met het weer.

Slide 50 - Quiz

Waarom gebruikten de Amerikanen de atoombom tegen Japan?
A
De VS had geen soldaten meer over om Japan te veroveren
B
De Amerikaanse economie kon geen langere oorlog meer aan
C
De VS wilde dit nieuwe wapen graag uitproberen
D
De president wilde Amerikaanse levens sparen en de oorlog snel eindigen

Slide 51 - Quiz