1 h/v herhaling blok 3, 4 en 5 Lezen

Herhaling blok 3 t/m 5 Lezen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling blok 3 t/m 5 Lezen

Slide 1 - Slide

Deze les werken we aan:
1. We doorlopen de toetsstof

2. We maken een paar online oefeningen

3. Je maakt een oefentoets voor lezen.

Slide 2 - Slide

Blok 3 (blz. 136 t/m 144)
Inleiding - middenstuk - slot

Alineaopbouw: kernzin - voorbeeld - toelichting

Onderwerp vs deelonderwerp

Slide 3 - Slide

Wat is het doel van een inleiding?
A
De lezer een samenvatting van de tekst te geven.
B
De lezer een bevestiging te geven over wat hij/zij denkt.
C
De lezer te amuseren.
D
De lezer nieuwsgierig te maken naar de inhoud van de tekst.

Slide 4 - Quiz

Hoe kan een inleiding gebruikt worden?

Slide 5 - Open question

Wat staat er in de kern/middenstuk van een tekst?
A
Een grappig verhaaltje.
B
De hoofdgedachte.
C
Verschillende deelonderwerpen.
D
De conclusie

Slide 6 - Quiz

Het slot heeft als doel om de tekst af te sluiten. Dit kan met een:
A
Grappig verhaal
B
Advies
C
Conclusie
D
Aansporing

Slide 7 - Quiz

Welke tekstsoorten
ken je al?

Slide 8 - Mind map

Informerende tekst
Uiteenzettende tekst
Beschouwende tekst
Betogende tekst
Activerende tekst
Amuserende tekst
Column
Uiteenzettende teksten
Nieuwsbericht
Reclame
Songtekst
Instructie

Slide 9 - Drag question

Wat is een kernzin?
A
Een voorbeeld
B
De belangrijkste mededeling van de alinea.
C
Een toelichting
D
Een eindconclusie die getrokken wordt.

Slide 10 - Quiz

Waar vind je een kernzin?
A
Ze staan meestal vooraan in een alinea.
B
Het kan ook de laatste zin van een alinea zijn.
C
Het is vaak de eerste of tweede zin in een alinea.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen een onderwerp en deelonderwerp?

Slide 12 - Open question

Blok 4 (blz 192 t/m 201)
Hoofd- en bijzaken
Oriënterend, globaal en grondig lezen
Hoofdgedachte van een tekst.
Verwijswoorden

Slide 13 - Slide

Wat zijn hoofdzaken?
A
De belangrijkste zaken in een tekst.
B
Uitleg en toelichting in een tekst.
C
De inleiding van de tekst
D
Voorbeelden en bijzaken

Slide 14 - Quiz

Wat zijn bijzaken?
A
Minder belangrijke zaken.
B
Uitleg
C
Voorbeelden
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 15 - Quiz

Oriënterend lezen
Globaal lezen
Zoekend lezen
Zoek de juiste combinaties bij elkaar!
Grondig lezen
Onderwerp
Deelonderwerpen
Hoofdgedachte
Specifieke informatie

Slide 16 - Drag question

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 17 - Open question

Welke verwijswoorden
ken je?

Slide 18 - Mind map

Hoe kun je ontdekken waar het verwijswoord naar verwijst?

Slide 19 - Open question

Blok 5 (blz 246 t/m 253)
Feit en mening
Objectief en subjectief

Slide 20 - Slide

Wat is het verschil tussen feiten en meningen?

Slide 21 - Open question

Drop is echt de lekkerste snoep!
Is dit een feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 22 - Quiz

Wat is het verschil tussen
subjectief en objectief?
A
Objectief is feitelijk, subjectief is je mening.
B
Subjectief is feitelijk, objectief is je mening.

Slide 23 - Quiz

Is een ingezonden brief subjectief of objectief?
A
objectief
B
subjectief

Slide 24 - Quiz

Subjectief of objectief?
'Dat is het grootste huis van de straat.'
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 25 - Quiz

Objectieve en subjectieve tekstsoorten
Bij OBJECTIEVE tekstsoorten geeft de schrijver géén mening, maar gebruikt hij juist feiten. De schrijver is hierin dus NEUTRAAL!
Voorbeelden van teksten zijn: informerende en uiteenzettende teksten.
Als de schrijver iemands mening wil benoemen, dan gebruikt hij citaten.

Bij SUBJECTIEVE tekstsoorten heeft de schrijver een duidelijke mening. Hij probeert de lezer te overtuigen of aan te sporen  met argumenten of activerende woorden.
Voorbeelden van teksten zijn: reviews, column, reclametekst, brieven

Slide 26 - Slide

Samenvattend....
- Oriënterend, globaal en grondig lezen
- Alinea's: inleiding - middenstuk - slot
- Hoofdgedachte, hoofdzaak en bijzaak
- Onderwerp, deelonderwerp
- Verwijswoorden
- Feiten en meningen
- Objectief en subjectieve woorden / tekstsoorten

Slide 27 - Slide

Vragen???

Je krijgt nu een oefentoets. 
Hieraan mag je de resterende tijd van de les aan werken.

Slide 28 - Slide