• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

Les 1

Was machen wir in Periode 3 während der Deutschstunden? 
* Kapitel 3 – Familie ist toll!

Worte (Seite 74 – 77 Arbeitsbuch):
• Schule, Schulfächer, Schulmaterialien & Uhrzeiten
Sätze (Seite 55 Kursbuch):
• gelbe Sätze
Grammatik (Seite 68 Kursbuch):
• bijvoeglijk naamwoord
• voltooide tijd van het werkwoord
• tegenwoordige en verleden tijd van haben & sein
Landeskunde:
• Hamburg
Leseverstehen:
• Vmbo





1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Was machen wir in Periode 3 während der Deutschstunden? 
* Kapitel 3 – Familie ist toll!

Worte (Seite 74 – 77 Arbeitsbuch):
• Schule, Schulfächer, Schulmaterialien & Uhrzeiten
Sätze (Seite 55 Kursbuch):
• gelbe Sätze
Grammatik (Seite 68 Kursbuch):
• bijvoeglijk naamwoord
• voltooide tijd van het werkwoord
• tegenwoordige en verleden tijd van haben & sein
Landeskunde:
• Hamburg
Leseverstehen:
• Vmbo





Slide 1 - Slide

Kapitel 3 Kleide machen Leute
1. DW - Mode in Deutschland. - Aufgaben
2. KB Seite 42 und AB Seite 54 Übung 1 und 2
3. Adjektiv im ersten, dritten und vierten Fall. 
4. KB Seite 44 und AB Seite 55 Übung 1; 2;3;4;5;6;7;8;9;10
5. Übersetze Wörter AB Seite 73 und lerne sie

Slide 2 - Slide

learngerman.dw.com

Slide 3 - Link

edition.thiememeulenhoff.nl

Slide 4 - Link

Uitleg Adjektiv
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV
- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)
                                                   Der schöne Bär.

Slide 5 - Slide

Wat is een Adjektiv?
een Adjektiv = een bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord...
 zegt iets over een zelfstandig naamwoord; 
betreft vaak een eigenschap of een kenmerk;
staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord.


Voorbeeld: Mijn oom heeft een mooie auto. 
Auf Deutsch: Mein Onkel hat ein schönes Auto.

Slide 6 - Slide

Let op: de uitgangen van het Adjektiv zijn altijd
 -en,
 behalve bij drie (onverbogen) vormen
=
ook wel woordenboek-vormen genoemd
na "der" mannelijk -e
na "die" vrouwelijk -e
na "das" onzijdig   -e

na "ein" mannelijk  -er
na "eine" vrouwelijk -e
na "ein" onzijdig     -es

Slide 7 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe
Bijvoeglijk naamwoord:
"der" - groep
d-  dies-  jen-  jed-  manch-  solch-
welch- all-

Slide 8 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe
Bijvoeglijk naamwoord:
"ein"- groep
ein-  kein-  
mein-  dein-  sein-  ihr-  sein-
unser-  euer-  ihr-  Ihr-

Slide 9 - Slide

Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv in het Duits ?
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 10 - Quiz

In welke naamval(en) komt deze meestvoorkomende uitgang -en ALTIJD voor ?
A
1e en 2e naamval
B
2e en 3e naamval
C
3e en 4e naamval
D
1e en 4e naamval

Slide 11 - Quiz

Waar komt de uitgang -en in beide schema's NIET voor ?
A
mannelijk 1e vrouwelijk 1e onzijdig 1e
B
mannelijk 4e vrouwelijk 4e onzijdig 4e
C
mannelijk 4e vrouwelijk 1e onzijdig 1e
D
vrouwelijk 4e onzijdig 1e meervoud 1e

Slide 12 - Quiz

Waar komt de meestvoorkomende uitgang -en UITSLUITEND voor ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 13 - Quiz

Samengevat: Adjektiv na "der"

Je hoeft dus alleen maar op te letten bij 
mannelijk:  der   -e  (uitgang Adjektiv)
vrouwelijk:   die    -e   (uitgang Adjektiv)   onzijdig:    das   -e  (uitgang Adjektiv)

Slide 14 - Slide

Samengevat: Adjektiv na "ein"
Je hoeft dus alleen maar op te letten bij  
mannelijk:  ein    -er  (uitgang Adjektiv) 
vrouwelijk: eine    -e (uitgang Adjektiv) 
     onzijdig: ein    -es (uitgang Adjektiv)

Slide 15 - Slide

Er trägt meinen blau... Pulli (m).
A
e
B
er
C
en
D
em

Slide 16 - Quiz

Ich habe diese braun... Schuhe (mv).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 17 - Quiz

Wir fahren mit einem rot..... Boot (o).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 18 - Quiz

Mein Bruder hat ein gelb...... T-Shirt (0) bekommen.
A
-en
B
-es
C
-e
D
-er

Slide 19 - Quiz

Durch die rot... Hose (v) siehst du hübsch aus!
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 20 - Quiz

Ein groß..... Mann kaufte ein Eis.
A
-en
B
-e
C
-es
D
-er

Slide 21 - Quiz

Kapitel 3 Kleide machen Leute
1. DW - Mode in Deutschland. - Aufgaben
2. KB Seite 42 und AB Seite 54 Übung 1 und 2
3. Adjektiv im ersten, dritten und vierten Fall. 
4. KB Seite 44 und AB Seite 55 Übung 1; 2;3;4;5;6;7;8;9;10

Slide 22 - Slide

https:

Slide 23 - Link

https:

Slide 24 - Link

More lessons like this

H4 Woche 10

March 2023 - Lesson with 35 slides
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

V4 08.03.2022

March 2022 - Lesson with 25 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Adjektiv

March 2023 - Lesson with 17 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

ADJEKTIVE met der- en ein-groep

March 2021 - Lesson with 22 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

DHA3A VWO ADJEKTIVE TEIL 1 met der- en ein-groep

April 2023 - Lesson with 23 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

ADJEKTIVE TEIL 1 met der- en ein-groep

November 2022 - Lesson with 22 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

Adjektiv

June 2024 - Lesson with 23 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

4 naamvallen ADJEKTIVE TEIL 1 met der- en ein-groep

October 2022 - Lesson with 33 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings