Paragraaf 4: Afvalstoffen

Hoofdstuk 8: Bloed
Paragraaf 3: Rond je cellen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 8: Bloed
Paragraaf 3: Rond je cellen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling
  • Leerdoelen doornemen
  • Uitleg paragraaf 3: Rond je cellen
  • Aan het werk!
  • Verwerking

Slide 2 - Slide

Voedingsstoffen en zuurstof gaan niet direct vanuit je bloed de cellen in. Ze hebben daarvoor het tussenstation de weefselvloeistof nodig. Welke stoffen kun je tegen komen in de weefselvloeistof? Kies uit:
Glucose, koolstofdioxide, rode bloedcellen, water, witte bloedcellen, zuurstof

Slide 3 - Open question

Cel
Rode bloedcel
Weefselvloeistof
Opening in een bloedvat
Bloedvat

Slide 4 - Drag question

Zet in de juiste volgorde
Zuurstof is gebonden aan hb
Hb laat zuurstof los
Zuurstof zit in het bloedplasma
Zuurstof gaat het bloedvat uit
Zuurstof zit in de weefselvloeistof
Zuurstof gaat de cel in

Slide 5 - Drag question

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Beschrijven welke organen afvalstoffen uit je bloed halen
  • Beschrijven wat de lever doet
  • Beschrijven hoe de nieren werken

Slide 6 - Slide

Welke organen halen afvalstoffen uit je bloed?
  • De uitscheidingsorganen helpen om je inwendig milieu gelijk te houden 

Slide 7 - Slide

Welke organen halen afvalstoffen uit je bloed?
  • De uitscheidingsorganen helpen om je inwendig milieu gelijk te houden 
Je inwendig milieu is je bloedplasma en weefselvloeistof

Slide 8 - Slide

Welke organen halen afvalstoffen uit je bloed?
  • De uitscheidingsorganen helpen om je inwendig milieu gelijk te houden.
  • Het verwijderen van afvalstoffen uit je bloed en ze buiten je lichaam brengen heet uitscheiding.

Slide 9 - Slide

Welke organen spelen
een rol bij uitscheiding?

Slide 10 - Mind map

Slide 11 - Slide

Wat doet de lever?
Je lever doet aan opbouw, afbraak, omzetting, opslag en afvoer van stoffen.
  • De leverslagader voert bloed met zuurstof aan
  • De poortader brengt bloed met voedingsstoffen vanaf de dunne darm naar de lever

Slide 12 - Slide

Wat doet de lever?
Afbreken en omzetten van stoffen
  • De lever breekt giftige stoffen zoals alcohol en medicijnen af en zet ze om in onschadelijke stoffen. Deze worden via de nieren uitgescheiden.
  • De lever breekt overtollige eiwitten af. Hierbij ontstaat ureum. Dit wordt via de nieren uitgescheiden. 

Slide 13 - Slide

Wat doet de lever?
Afbreken en omzetten van stoffen
  • De lever breekt dode rode bloedcellen af. Het ijzer uit hemoglobine wordt opgeslagen, de rest wordt uit je lichaam verwijderd.

Slide 14 - Slide

Wat doet de lever?
Stoffen maken
  • De lever maakt gal, een hulpstof voor de vertering. Gal emulgeert vetten (in kleine stukjes knippen).
  • Gal wordt opgeslagen in de galblaas.
  • De lever maakt cholesterol.

Slide 15 - Slide

Wat doet de lever?
Stoffen opslaan
  • De lever slaat glucose op.
  • Na de vertering slaat de lever overtollige glucose tijdelijk op als glycogeen
  • Je lever slaat ook vitaminen op (A, D, E en K).

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Hoe werken de nieren?
  • De nieren liggen aan de achterzijde in de buikholte
  • Door de urineleiders zijn de nieren verbonden met de urineblaas.
  • De nieren filteren afvalstoffen uit  het bloed

Slide 18 - Slide

Welke stoffen filteren de nieren?
  • Afbraakproducten uit de lever zoals ureum of de afbraakproducten van alcohol of medicijnen
  • Overtollige stoffen; stoffen waarvan je teveel in je lichaam hebt (water, zouten, vitaminen)
  • Overbodige stoffen; stoffen die je lichaam niet nodig heeft, zoals kleurstoffen uit voeding.
  • Het gezuiverde bloed stroomt via de nieraders naar de onderste holle ader

Slide 19 - Slide

Kunstnier

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Huid
Lever
Longen
Nieren
Zouten en water
Zouten en afvalstoffen
Kleurstoffen en alcohol
Koolstofdioxide en water

Slide 22 - Drag question

Aan het werk!
  • Wat: Paragraaf 4 van H8, eerst lezen!
  • Hoe: Fluisteren met je buur
  • Tijd: 20 minuten
  • Hulp: Steek je vinger op, ik loop rond
  • Klaar: Nakijken en verbeteren, alle opdrachten tot nu toe
  • Uitkomst: t/m 3 alles nagekeken, 4 op de helft gemaakt
timer
15:00

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide