Th 8 Gedrag

Thema 8 Gedrag
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Thema 8 Gedrag

Slide 1 - Slide

BS 1 Wat is gedrag?
Alles wat je doet is gedrag. Gedrag bestaat uit een groot aantal handelingen.
Gedragsketen: serie handelingen in vaste volgorde.



Slide 2 - Slide

Ethogram: Beschrijvingen van handelingen van het dier met bijbehorende afkortingen.
Protocol: Een opsomming van handelingen
       die een dier in een bepaalde tijd
       heeft uitgevoerd.


 


Slide 3 - Slide

BS 2 Oorzaken gedrag
Prikkel: Invloed vanuit het milieu op een organisme
Respons: een reactie van een organisme op een prikkel.
Inwendige prikkel: een prikkel ontstaat in het lichaam zelf (honger). Wordt vaak motivatie genoemd. Het is een reden voor een dier om een bepaald gedrag te tonen.
Uitwendige prikkel: Invloed vanuit milieu die de zintuigen kunnen waarnemen.
 
Gedrag komt tot stand door een combinatie van uitwendige en inwendige prikkels.


Slide 4 - Slide

Sleutelprikkels: een prikkel die altijd een bepaald gedrag veroorzaakt (mits er motivatie is)

Supranormale prikkels: een prikkel die een sterkere respons veroorzaakt dan de sleutelprikkel.


Bijv. een scholekster die gaat pas broeden als er spikkels op de eieren zitten. (Sleutelprikkel)
Ze zullen altijd het grootste gespikkelde ei kiezen om uit te broeden (supranormale prikkel) zelfs als dat niet hun eigen ei is. 

Slide 5 - Slide

Bs 3 Aangeboren en aangeleerd gedrag
Erfelijke factoren: gedrag dat dieren laten zien wat ze niet geleerd hebben.
                                  Ook wel instinct of aangeboren gedrag genoemd.
Gedrag dat geleerd is, aangeleerd gedrag.

Inprenting: dieren leren alleen iets in een korte periode van hun leven. De gevoelige periode, bijv. herkenning van hun ouders.
 



Slide 6 - Slide

Trial and error: ook wel proefondervindelijk leren 
genoemd.
Conditionering: aanleren van bepaald gedrag door 
herhaling en met een beloning of straf.
 



Gewenning: reactie op een bepaalde prikkel afleren door de prikkel vaak te herhalen. 

Slide 7 - Slide

BS 4 Sociaal gedrag
Sociaal gedrag: gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar, waarbij signalen
worden overgebracht. Gedrag van het ene individu zijn prikkels voor het andere individu. (Signalen) Geluid, houding, kleur, geur of
gebaar. 

Paringsgedrag (Balts): zijn verschillende 
handelingen, die signalen afgeven die 
soort specifiek zijn, ter motivatie voor 
paring.



 
       

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Territorium gedrag: een bepaald gebied waarin een individu of groep leeft, zal ook beschermd worden door individu of groep. 
Bij een indringer zal er dreiggedrag te zien zijn. Kenmerken van: aanvalsgedrag                                                                                                                                       vluchtgedrag




                              
 



Dieren kunnen bij dreiggedrag ook imponeergedrag vertoont worden. 

Slide 10 - Slide

Alles rondom wat, wanneer en hoe ze eten valt onder voedingsgedrag. 

Het gedrag waarbij een dier zichzelf verzorgd wordt verzorgingsgedrag genoemd. 

Broedzorg: gedrag waarbij 1 of beide ouders zorgen voor hun jongen of eieren. Bij dit gedrag laten de ouders voedings- en verzorgingsgedrag zien. 

Er zijn diersoorten die een paar vormen voor het leven, niet alle soorten doen dat. 

Slide 11 - Slide

Bs 5 Taakverdeling binnen groepen
Rangorde: de plaats van een dier in een groep, voorkomt conflicten bijv. over voedsel. 
Pikorde: dit is de rangorde bij hennen(vrouwtjes kip)
Kippen die anderen pikken
Kippen die gepikt worden

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Taakverdeling: Als dieren in groepen samenleven, vertonen sommige dieren in de groep ander gedrag dan andere dieren.
 

Slide 14 - Slide

Aangeboren gedag = erfelijke factoren (genen) bepalen gedrag. 
Dit wordt bij dieren vaak instinct genoemd

Aangeleerd gedrag = gedrag ontstaan door leren.

Bij mensen speelt leren een belangrijkere rol dan bij dieren. 
Bs 6 Gedrag bij mensen. 

Slide 15 - Slide

Aangeboren vs aangeleerd gedrag
Aangeboren
  • Zuigreflex
  • Gezichtsuitdrukkingen. 

Aangeleerd
Geluidjes, oogcontact en lichamelijk contact zorgt voor sociale ontwikkeling

Slide 16 - Slide

Communicatie
  • Is bij mensen ver ontwikkeld. 
  • Uitgebreide taal. 
  • Ook muziek, schrijven, film gelaatsuitdrukkingen. 
  • Gebaren en gezichtsuitdrukkingen

  • Taal is niet voor alle mensen hetzelfde
  • Gebaren kunnen ook verschillen per cultuur.

Slide 17 - Slide

Normen en waarden
Waarden: een opvatting/ideeën over wat belangrijk is. Bijvoorbeeld: eerlijkheid.
Normen: gedragsregels die gebaseerd zijn op waarden. 
Bijvoorbeeld: niet stelen, niet liegen, niet spieken.

Soms botsen normen, bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting en geen discriminatie.

Slide 18 - Slide

Normen en waarden
Deze veranderen met de tijd. 

Dingen die eerst verboden waren, worden nu meestal gewoon geaccepteerd. 

Bijvoorbeeld samenwonen zonder getrouwd te zijn


Slide 19 - Slide

Rolgedrag en rolpatroon
Gedrag dat bij een bepaalde rol hoort = rolpatroon

Slide 20 - Slide

Overeenkomsten
Verschillen
- Beide worden bepaald door erfelijke factoren en aangeleerd gedrag

- Beide zijn gevoelig voor sleutelprikkels en supranormale prikkels

- Beide vertonen territoriumgedrag, imponeergedrag en dreiggedrag
- Het gedrag bij mensen wordt sterker bepaald door leerprocessen

- Mensen kunnen hun gedrag beter beoordelen aan de hand van normen en waarden


Menselijk en dierlijk gedrag

Slide 21 - Slide