Samenvatting + test hoofdstuk 1

Afronden
Getallen kun je afronden op tientallen, honderdtallen, duizendtallen of tienduizendtallen.

683 is afgerond op tientallen 680.
683 is afgerond op honderdtallen 700.
5392 is afgerond op honderdtallen 5400.
5392 is afgerond op duizendtallen 5000.
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Afronden
Getallen kun je afronden op tientallen, honderdtallen, duizendtallen of tienduizendtallen.

683 is afgerond op tientallen 680.
683 is afgerond op honderdtallen 700.
5392 is afgerond op honderdtallen 5400.
5392 is afgerond op duizendtallen 5000.

Slide 1 - Slide

Rond de volgende prijs af op honderdtallen:
€1280,-.
A
1200
B
1300
C
1000
D
1250

Slide 2 - Quiz

Negatieve getallen
Een getallenlijn en een thermometer kun je gebruiken
bij sommen met negatieve getallen. Je kunt daarmee
de stappen voor jezelf zichtbaar maken. 

Slide 3 - Slide

Vermenigvuldigen
Als je grotere getallen moet vermenigvuldigen kun je gaan splitsen. Je rekent de vermenigvuldiging dan in stapjes uit. Bijvoorbeeld: 39 x 8
8 x 30 = 240
8 x 9 = 72
 —> 240 + 72 = 312

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Delen met grote happen 

Bereken 192 : 6
192
180 -   30 x 6
12
12 -        2 x 6
0
Dus 192 : 6 = 32


Delen door splitsen

Bereken 624 : 6
          600 : 6 =    100
             24 : 6 =         4  +
Dus   624 : 6 =     104


Slide 6 - Slide

Volgorde veranderen
Bij optellen en aftrekken is het soms handig om de volgorde te veranderen, zodat je een som gemakkelijker en sneller kunt uitrekenen. Hou er wel rekening mee dat je het plus- of minteken voor het getal ook moet meenemen!
56 + 28 - 26 =
56 - 26 + 28 =
30          + 28 = 58

Slide 7 - Slide

Volgorde van berekenen
Voor de volgorde bij berekeningen geldt:
- eerst uitrekenen wat binnen haakjes staat.
- dan vermenigvuldigen van links naar rechts.
- dan optellen en aftrekken van links naar rechts.
(24 + 32) : 8 + 15 =                           (24 + 32) + 15 : 8 =
             56 : 8 + 15 =                                       56 + 15 : 8 =
                      7 + 15 = 22                                    7 + 15       = 22

Slide 8 - Slide

Klas : 2A 2B 2C 2D
Leerlingen: 18 27 22 23
Hoeveel leerlingen zijn er in totaal?

A
85
B
88
C
90
D
96

Slide 9 - Quiz

Rekeningoverzicht:
Saldo per 12-02-2018 -25 euro
Huidig saldo +20 euro
Hoeveel euro is erbij gekomen?
A
20 euro
B
5 euro
C
25 euro
D
45 euro

Slide 10 - Quiz

Een aardbeiengebakje kost 3 euro.
Hoeveel kosten 29 aardbeiengebakjes in totaal ongeveer?
A
70 euro
B
80 euro
C
90 euro
D
100 euro

Slide 11 - Quiz

Een aardbeiengebakje kost 3 euro. Hoeveel kosten 29 aardbeiengebakjes precies?
A
87 euro
B
90 euro
C
97 euro
D
77 euro

Slide 12 - Quiz

Roeiboten te huur voor 24 euro per dag. Niet meer dan 6 personen per roeiboot! Hoeveel roeibootjes zijn er nodig voor 138 deelnemers?
Reken uit: 138 : 6 =
A
21 roeibootjes
B
23 roeibootjes
C
25 roeibootjes
D
26 roeibootjes

Slide 13 - Quiz

Een ijsverkoper werkt 6 middagen in de week buiten. Per middag verdient hij 25 euro. Hij krijgt 14 euro per week reiskostenvergoeding.
Hoeveel verdient de ijsverkoper per week?
A
140 euro
B
150 euro
C
154 euro
D
164 euro

Slide 14 - Quiz

Nakijken en voorbereiden op de toets

Volgende week staat de toets van hoofdstuk 1 gepland. Je kunt deze LessonUp gebruiken om te leren voor je toets.


- Nakijken  van de opdrachten op bladzijde 15 tot en met 18

- Maken oefenopdrachten A en B  ter voorbereiding op de toets (vanaf bladzijde 18)


Slide 15 - Slide

Bladzijde 12
Bladzijde 13

Slide 16 - Slide

Bladzijde 14
Bladzijde 15

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video