Comparatives + superlatives

File 5: Shopping
Trappen van vergelijking
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

File 5: Shopping
Trappen van vergelijking

Slide 1 - Slide

Today's goals
  • Aan het einde van de les weet je wat het verschil is tussen een vergrotende en een overtreffende trap.
  • Aan het einde van de les kun je herkennen wanneer je welke vorm in een zin moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

Trappen van vergelijking

In het Engels gebruiken we de vergrotende en de overtreffende trap om te vertellen hoe twee dingen verschillen. (bijvoegelijk naamwoord)

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding). 
- Geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord (mens dier of ding) aan. 
- Staan vaak voor een zelfstandig naamwoord (mens dier of ding).
Fast, Slow, Good, Small, Bright, Nice, Sweet, Quiet, Easy

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Nederlands vs
Engels
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Vergrotende &
Overtreffende

Slide 6 - Slide

Schrijf mee!
Vergrotende vs Overtreffende
Vergrotende               Overtreffende
 -er                                     the... -est
nicer                                  the nicest    

   
-ier                                      the....-iest
easier                                 the easiest

more                                   the most


Bijvoegelijk naamwoorden
 met  1 of 2 lettergrepen  krijgen altijd:

Uitzonderingen:
- Als een bijvoegelijk naamwoord eindigd in -y
- Bij alle andere bijvoegelijk naamwoorden: more of the most

Slide 7 - Slide

Let op! Sommige zijn onregelmatig!

goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

Veel - meer - het meest
many - more - the most




Slide 8 - Slide

We are going to practice this!

Slide 9 - Slide

Your snowman is ___ than Peter's snowman. (large)
A
larger
B
more large
C
large
D
largest

Slide 10 - Quiz


My dad is the ___ dad ever! (good)
A
good
B
goodest
C
better
D
best

Slide 11 - Quiz

The weather today is even ___
than yesterday. (bad)
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de vergrotende en overtreffende tredes van "happy"?
A
happier - happiest
B
happyer - happyest
C
happyr - happiest
D
more happy - most happy

Slide 13 - Quiz

Well done!!

Slide 14 - Slide

Start practicing!
Maak de opdrachten 1 & 2 zelfstandig op je worksheet. 
Gebruik je notities voorop je worksheet om je te helpen. 

timer
10:00

Slide 15 - Slide

Antwoorden opdr. 1
1 quieter 
2 smaller 
3 friendlier 
4 more polite
5 more interesting 
6 more exciting 
7 better 
8 easier

Slide 16 - Slide

Antwoorden opdr. 2
1. more comfortable
2. noisier
3. hotter
4. louder
5. better 
6. more interesting
7. richer
8. wetter
9. more exciting
10. earlier

Slide 17 - Slide

Today's goals
  • Aan het einde van de les weet je wat het verschil is tussen een vergrotende en een overtreffende trap
  • Aan het einde van de les kun je herkennen wanneer je welke vorm in een zin moet gebruiken.

Slide 18 - Slide

Bloktoets File 4: Post it, Like it
- Meervoud
- Verleden tijd van To be en To have
- Bezittelijke 's

Slide 19 - Slide