Nu Nederlands: doel & publiek

Nederlands
Programma
* Huiswerk vorige week
* Nu Nederlands: doel & publiek
* CV (af)maken
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Programma
* Huiswerk vorige week
* Nu Nederlands: doel & publiek
* CV (af)maken

Slide 1 - Slide

Omschrijf de hoofdgedachte

Slide 2 - Open question

Verschil onderwerp - hoofdgedachte?

Slide 3 - Open question

Welke vragen begreep je niet?

Slide 4 - Mind map

Lezen 1.2: doel & publiek
- Wat is een tekstdoel?
- Ken je al verschillende tekstdoelen?
- Wat heeft het publiek te maken met begrijpend lezen?

Slide 5 - Slide

Doel en publiek
  • Eén onderwerp heeft niet altijd zelfde doel en publiek.
  • Oriënterend lezen --> Tekstsoort, tekstvorm

Slide 6 - Slide

Lees de tekst

Slide 7 - Slide


Wat voor soort tekst is dit?
A
nieuwsbericht
B
stripverhaal
C
reclametekst
D
recept

Slide 8 - Quiz


Wat is de bron van de tekst?

Slide 9 - Open question


Voor wie is deze tekst geschreven?
A
jongeren
B
volwassenen

Slide 10 - Quiz


Wat is het doel van deze tekst?
A
mening geven
B
informeren
C
instrueren
D
amuseren

Slide 11 - Quiz

0

Slide 12 - Video

DOEL van een tekst


- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL

Slide 13 - Slide

DOEL:

Informeren


De schrijver wil dat je iets te weten komt

Slide 14 - Slide

DOEL:

Overtuigen


De schrijver wil zijn mening geven

Slide 15 - Slide

DOEL:

Activeren/overhalen


De schrijver wil dat je iets gaat doen

Slide 16 - Slide

DOEL:

Instrueren


De schrijver wil uitleggen hoe je iets moet doen

Slide 17 - Slide

DOEL:

Amuseren


De schrijver wil je vermaken

Slide 18 - Slide

PUBLIEK van een tekst


- Om het DOEL van een tekst te kunnen bereiken, moet de schrijver rekening houden met zijn PUBLIEK

Slide 19 - Slide

PUBLIEK van een tekst

Voor welk publiek een tekst bedoeld is,

zie je aan:

- het onderwerp

- het taalgebruik

- de bron

Slide 20 - Slide

Lees de tekst oriënterend

Slide 21 - Slide

Wat is de bron van de tekst?

Slide 22 - Open question

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 23 - Open question


Voor welk publiek is deze tekst geschikt?
A
Voor jongeren van 10-12 jaar
B
Voor jongeren van 14-16 jaar
C
Voor volwassen
D
Voor mensen die van surfen houden

Slide 24 - Quiz


Hoe wordt de lezer aangesproken?
A
Met 'je'
B
Met 'u'

Slide 25 - Quiz

Hoe kun je aan de lay-out zien dat de tekst voor jongeren is geschreven?

Slide 26 - Open question

GELEERD?

- HET DOEL VAN EEN TEKST HERKENNEN

- BEPALEN VOOR WELK PUBLIEK EEN TEKST IS GESCHREVEN

Slide 27 - Slide

Aan de slag
* Maak hoofdstuk 1.2: doel & publiek
* Pagina 16 tot en met 22 (inclusief examenopdracht)

Slide 28 - Slide

CV
- Hoe ver ben je?
- Lay-out: belangrijk 
- Wie heeft een CV dat af is?


Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Maken van je CV
Opbouw
  • Persoonlijke gegevens
  • Persoonlijk profiel
  • Opleidingen
  • Werkervaring
  • Nevenactiviteiten
  • Vaardigheden en comptetenties
  • Hobby's en andere interesses

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Slide

Presentatie CV (in kleine groepjes)
  • - Hoe heb je het ingedeeld?
  • - Welke informatie heb je erop gezet en welke niet?
  • - Hoe heb je bepaald welke vaardigheden/competenties/kwaliteiten je hebt
  • - Andere keuzes: wel/geen foto? Bijbaantje wel of niet erop?

* Daarna: CV inleveren voor beoordeling!

Slide 34 - Slide