3 a. Wat is een fietsmankement? (regel 2)
b. Wat betekent het woord idealiter in: ‘Idealiter is de schoolfietsenmaker een afdeling van de sociale werkplaats.’ (regel 7-8)
c. Wie bedoelt de schrijver met de reguliere fietsenmaker? (regel 18)
4. Leg uit waarom de laatste twee zinnen van deze alinea bijzaken zijn.
5. a. Schrijf de kernzin van alinea 3 op.
b. Bedenk een passend tussenkopje boven alinea 3.
6. Schrijf de hoofdzaak van alinea 4 op.