BK2A, woordenschat H1, 06/10

Welkom BK2A!
Boek, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom BK2A!
Boek, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
- Lezen in Klem
- Herhaling woordenschat
- Huiswerk bespreken
- Samen aan de slag
- Zelf aan de slag!
- Quizlet? 



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Klem
De komende periode gaan we het boek 'Klem' van Mel Wallis de Vries lezen

Dit boek lezen we gezamenlijk. 






Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Onbekende woorden
Soms lees je een woord en dan weet je de betekenis niet. Soms kun je alsnog de betekenis van een woord achterhalen.  

Je gebruikt dan een woordraadstrategie

Welke vijf woordraadstrategieën hebben we vorige les besproken? 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Onbekende woorden
1. Een synoniem zoeken.

Een synoniem is een ander woord met de dezelfde betekenis. (trottoir - stoep) 

Hoe doe je dat?
Kijk in dezelfde zin of in de zinnen erom heen of er een synoniem staat. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Onbekende woorden
2. Een omschrijving zoeken

Soms wordt het woord in de tekst al uitgelegd. Bij een omschrijving worden meerdere woorden gebruikt, bij een synoniem maar één. 

Hoe doe je dat?
Omschrijvingen staan vaak tussen haakjes of tussen komma's in dezelfde zin of de zin ervoor of erna. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Onbekende woorden
3. Een voorbeeld zoeken
Soms kun je moeilijke woorden begrijpen omdat er voorbeelden bij het woord worden genoemd. (Yoesra verzamelt haar tekengerei (potloden, wasco en stiften) om verder te werken aan haar kunstwerk. )

Hoe doe je dat?
Voorbeelden staan vaak na woorden zoals als, bijvoorbeeld. Of voorbeelden staan vaak na een dubbele punt, tussen haakjes of tussen komma's. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Onbekende woorden
4. Een tegenstelling zoeken
Soms kun je moeilijke woorden begrijpen omdat er een tegenstelling bij het woord worden genoemd. (Lieke is vrij ingetogen, terwijl haar broertje juist erg uitbundig is.)

Hoe doe je dat?
Kijk naar de zin ervoor of erna. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Onbekende woorden
5. Ga op zoek naar een bekend woorddeel
Soms herken je het woord niet, maar wel een deel van een woord. Bijvoorbeeld: on- (niet), her- (opnieuw), -loos (zonder). Hierdoor weet je beter wat het woord betekent. (Koeien zijn van nature herkauwers.) 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Samen aan de slag!
Opdracht 3 (blz. 31)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1 t/m 9 (blz. 31-33)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen. Word het te luid? Dan gaan we in stilte verder. 
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek of werk verder. 



timer
15:00

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Appelflap maken
Het wordt weer herfst en dus is het ook weer tijd voor warme lekkernijen. In deze instructie leg ik uit hoe je een perfecte appelflap kunt maken!

1. Laat eerst het bladerdeeg ontdooien.
2. Schil een appel en snij deze in stukjes.
3. Doe de appel daarna in een kom.
4. Doe kaneel en rozijnen bij de appel
5. Mix dit vervolgens door elkaar
6. Leg het mengsel op één kant van het bladerdeeg.
7. Vouw het bladerdeeg diagonaal dicht
8. Druk de randjes met een vork aan


9. Let de appelflap op een bakplaat. 
10. Besprenkel de appelflap met suiker
11. Bak tot slot de appelflap af in een oven op 180 graden voor 10 minuten. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 
Voor de onderstaande opdracht krijg je 3 minuten
de tijd.

  • Vouw een papieren vliegtuig.
timer
3:00

Slide 13 - Slide

Geen instructie!
Opdracht 1 vergelijken
Bekijk de vliegtuigjes die gevouwen zijn door iedereen uit de klas. Niet alle vliegtuigjes zullen gelijk zijn. 

  • Zijn alle vliegtuigjes in dezelfde 
      volgorde gevouwen?
  • Hoe kan het dat niet alle 
       vliegtuigjes gelijk zijn?


Slide 14 - Slide

Bron: www.steamcommunity.com via Google
Een instructie
  • De vliegtuigjes zijn niet allemaal gelijk, omdat er geen uitleg gegeven is over hoe en in welke volgorde je een vliegtuigje moet vouwen. Je noemt  deze uitleg een instructie.

  • Bij een instructie leg je iemand uit hoe je iets moet doen. Het is belangrijk dat je de informatie in een logische volgorde opschrijft. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
nog een keer

Vouw een vliegtuigje volgens de instructie die je hiernaast ziet.

Slide 16 - Slide

Bron: https://nl.123rf.com via Google
Een instructie schrijven
Wanneer je een instructie gaat schrijven is het belangrijk om te bedenken in welke volgorde je de informatie zet.

  • Met welke informatie begin je?
  • Welke informatie schrijf je daarna?
  • Met welke informatie eindig je?

Slide 17 - Slide

Je hebt net zelf gemerkt hoe het is om iets zonder en met een instructie te doen.
Opdracht 2

Kijk naar de instructie hiernaast. Het is een instructie voor een spel met een fles.

Zet de verschillende stappen in een logische volgorde zodat er een duidelijke instructie ontstaat.






Speluitleg
1) Ga in een kring om de fles zitten.
2) Schrijf de opdracht op een papiertje en rol hem op.
3) Voer de opdracht uit die op het papiertje staat.
4) Draai de fles rond tot hij stopt.
5) Bedenk allemaal een opdracht.
6) Degene naar wie de fles wijst, pakt een papiertje uit de fles.
7) Stop de opdrachten in een fles.




Slide 18 - Slide

Bron: www.jeanne-miniatuur-schilderij.nl via Google

Noteer de juiste volgorde in je schrift.

Antwoord:
Juiste volgorde moet zijn:
5 - 2 - 7 - 1 - 4 - 6 - 3

- Ga in een kring om de fles zitten.
- Schrijf de opdracht op een papiertje en rol hem op
- Voer de opdracht uit die op het papiertje staat.
- Draai de fles rond tot hij stopt.



- Bedenk allemaal een opdracht.
- Degene naar wie de fles wijst, pakt een papiertje uit de fles.
- Stop de opdrachten in een fles.
1
2
3
4
5
6
7

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Opdracht bespreken
Opdracht 4 nakijken  (blz. 17)





Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzaken en bijzaken
Wat belangrijk is, zijn de hoofdzaken.

Wat minder belangrijk is, zijn de bijzaken

De hoofdzaken staan meestal in de eerste of de laatste zin van een alinea. De rest van de alinea is dan vaak uitleg of voorbeeld. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1
Hoofdstuk 1 gaat over het onderwerp en deelonderwerp. 

Weet je nog wat het onderwerp is?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1
Het onderwerp zegt waar de tekst over gaat. 

Vaak kun je dit opschrijven in een aantal woorden. Bijvoorbeeld: sportdag, familie, vakantie in eigen land etc. 

Het onderwerp is dus het antwoord op de vraag: 'Waar gaat deze tekst over?'





Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1
Deelonderwerpen:

Veel teksten bestaan uit drie delen
  • inleiding
  • middenstuk 
  • slot 




Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1
Deelonderwerpen:

Veel teksten bestaan uit drie delen
  • inleiding - je maakt kennis met het onderwerp van de tekst. 
  • middenstuk - je leest over verschillende delen van het onderwerp. Dit zijn de deelonderwerpen. Bij bijvoorbeeld een tekst over lichaamsversiering gaat bijvoorbeeld een alinea over tattoos en een andere alinea over piercings. 
  • slot - wordt vaak het belangrijkste nog herhaald




Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Samen aan de slag!
Opdracht 1 (blz. 12-13)

We maken de opdracht samen. Je schrijft mee zodat het goed in jouw boek staat! 

De eerste opdracht maken we samen. Daarna mag je zelf aan de slag. 



Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1, 2 en 3 (blz. 12-16)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 



timer
15:00

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Video over lezen 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Voor de volgende les...
Maandag...

Heb je ...
- Opdracht 1 t/m 3 (blz. 12-16) af. 
- Je boek + leesboek + pen mee! 
- Geleerd wat het verschil is tussen hoofdzaken en de hoofdgedachte

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Keuze A

Vind je Nederlands nog best moeilijk
Wat?: opdracht 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: zachtjes overleggen
Klaar? Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek




Keuze B

Vind je Nederlands best makkelijk?
Wat?: opdracht 4* & 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: probeer het eens alleen! Vraag daarna je buurman of buurvrouw.
Klaar?: Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek. 

timer
10:00

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1a
Voor de onderstaande opdracht krijg je 3 minuten
de tijd.

  • Vouw een papieren vliegtuig.
timer
0:03

Slide 32 - Slide

Geen instructie!
Opdracht 1b Vergelijken
Bekijk de vliegtuigjes die gevouwen zijn door iedereen uit de klas. Niet alle vliegtuigjes zullen gelijk zijn. 

  • Zijn alle vliegtuigjes in dezelfde 
      volgorde gevouwen?
  • Hoe kan het dat niet alle 
       vliegtuigjes gelijk zijn?


Slide 33 - Slide

Bron: www.steamcommunity.com via Google
Een instructie
  • De vliegtuigjes zijn niet allemaal gelijk, omdat er geen uitleg gegeven is over hoe en in welke volgorde je een vliegtuigje moet vouwen. Je noemt  deze uitleg een instructie.

  • Bij een instructie leg je iemand uit hoe je iets moet doen. Het is belangrijk dat je de informatie in een logische volgorde opschrijft. 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1c
Nog een keer

Vouw een vliegtuigje volgens de instructie die je hiernaast ziet.

Slide 35 - Slide

Bron: https://nl.123rf.com via Google
Een instructie schrijven
Wanneer je een instructie gaat schrijven is het belangrijk om te bedenken in welke volgorde je de informatie zet.

  • Met welke informatie begin je?
  • Welke informatie schrijf je daarna?
  • Met welke informatie eindig je?

Slide 36 - Slide

Je hebt net zelf gemerkt hoe het is om iets zonder en met een instructie te doen.
Opdracht 2

Kijk naar de instructie hiernaast. Het is een instructie voor een spel met een fles.

Zet de verschillende stappen in een logische volgorde zodat er een duidelijke instructie ontstaat.






Speluitleg
1) Ga in een kring om de fles zitten.
2) Schrijf de opdracht op een papiertje en rol hem op.
3) Voer de opdracht uit die op het papiertje staat.
4) Draai de fles rond tot hij stopt.
5) Bedenk allemaal een opdracht.
6) Degene naar wie de fles wijst, pakt een papiertje uit de fles.
7) Stop de opdrachten in een fles.




Slide 37 - Slide

Bron: www.jeanne-miniatuur-schilderij.nl via Google

Noteer de juiste volgorde in je schrift.

Antwoord:
Juiste volgorde moet zijn:
5 - 2 - 7 - 1 - 4 - 6 - 3

- Ga in een kring om de fles zitten.
- Schrijf de opdracht op een papiertje en rol hem op
- Voer de opdracht uit die op het papiertje staat.
- Draai de fles rond tot hij stopt.



- Bedenk allemaal een opdracht.
- Degene naar wie de fles wijst, pakt een papiertje uit de fles.
- Stop de opdrachten in een fles.
1
2
3
4
5
6
7

Slide 38 - Drag question

This item has no instructions