G2 Mein Viertel

Mein Viertel
Du kannst dein Viertel beschreiben und eine Führung durch dein Viertel geben.


1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Mein Viertel
Du kannst dein Viertel beschreiben und eine Führung durch dein Viertel geben.


Slide 1 - Slide

Vertaal onderstaande woorden uit de tekst. Copy & Paste de woorden uit de site.
1) te voet/lopend 2) wijken 3) grachtengordel 4) het grote plein 5) winkelstraten 6) winkelcentrum
7) niet ver verwijderd 8) bruggen over de grachten 9) in het centrum 10) oppassen voor zakkenrollers
11) restaurants en winkels

Slide 2 - Open question

Was gibt es in der Stadt?
Gebäude in einer Stadt (klicken)
Nur Aufgabe 1, 2, 3 und 4.


Slide 3 - Slide

Schrijf uit je hoofd zoveel mogelijk gebouwen op
die je herinnert uit de opgaven de vorige website.
Denk ook aan het lidwoord en hoofdlettergebruik.
Je mag pas op de website kijken als je geen gebouwen meer weet.
Insgesamt gibt es 16 Gebäude.

Slide 4 - Open question

der Nahverkehr
die Haltestelle
die Sehenswürdigkeiten
die Kneipe

Slide 5 - Drag question

Benutze Seite 60 im Buch
NL>D: de wijk waar ik woon heet

Slide 6 - Open question

Benutze Seite 60 im Buch
NL>D: in het park kun je ontspannen

Slide 7 - Open question

Benutze Seite 60 im Buch
NL>D: er rijdt hier een tram

Slide 8 - Open question

Benutze Seite 60 im Buch
NL>D: er zijn daar veel restaurants

Slide 9 - Open question

Benutze Seite 60 im Buch
NL>D: 's avonds ontmoet ik mijn vrienden

Slide 10 - Open question

Benutze Seite 60 im Buch
NL>D: er zijn hier veel bezienswaardigheden

Slide 11 - Open question

Benutze Seite 60 im Buch
NL>D: op het plein

Slide 12 - Open question

Benutze Seite 60 im Buch
NL>D: mijn wijk ligt in het oosten

Slide 13 - Open question

Nimm dein Buch
Übersetze die Wörter auf Seite 61 ins Niederländische.
Je kent de meeste van deze woorden als het goed is uit
de oefeningen die je net gemaakt hebt. 

Slide 14 - Slide

Fragen über dein Viertel
Stel een klasgenoot de vragen op pagina 63 in het boek.
Je klasgenoot beantwoord ze.
Oefen net zo lang totdat je de antwoorden uit je hoofd kent.
Wissel daarna van rol.





Slide 15 - Slide

Ich lebe (fast) so wie früher
Frag deinen Lehrer um den Text.
Lese den Text und mache die Aufgaben dazu

Slide 16 - Slide

Landei oder Stadtkind?
Johannes ist ein Landei: das ist ein Kind, dass auf dem lande wohnt. Du bist wahrscheinlich ein Stadtkind.
Aufgabe: bespreek met een klasgenoot wat de voor- en nadelen van het stadsleven zijn en de voor- en nadelen van het leven op het platteland. Leerling 1 is een Landei en leerling 2 is Stadtkind.
Gebruik de tekst die je net gelezen hebt, pagina 63 in het boek en onderstaande vragen.

Landei
Stadtkind
Wo wohnst du?
In der Stadt und du?
Ich wohne in einem Dorf / auf dem Lande.
Wie gefällt es dir?
Noem twee voordelen van het leven in een dorp.
Was vermisst du in dem Dorf?
Vertel wat je mist in je dorp. Wie gefällt es dir in der Stadt?
Noem twee dingen die je bevallen in de stad.
Wie kommst du in die Schule?
Mit dem Nahverkehr, das dauert ... Minuten. Und du?
Ich gehe (lopend) in die Schule.
Möchtest du auf dem Lande wohnen?
Geef een antwoord met argument. Ja/Nein, weil ...

Slide 17 - Slide