station lezen zakelijke teksten ka4 perron 1

Nederlands
Lezen, zakelijke teksten
perron 1
De Rooi Pannen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
Lezen, zakelijke teksten
perron 1
De Rooi Pannen

Slide 1 - Slide

Van welk tekstverband is kortom het signaalwoord?
A
argument
B
conclusie

Slide 2 - Quiz

Wat is een signaalwoord van argument?
A
dus
B
concluderend
C
omdat
D
dat betekent

Slide 3 - Quiz

Uit welke drie onderdelen bestaan de meeste teksten?
A
Inleiding, onderwerp en hoofdgedachte
B
Inleiding, slot en hoofdgedachte
C
Inleiding, kern en slot
D
Middenstuk, slot en hoofdgedachte

Slide 4 - Quiz

Gaat het in onderstaande zin om een hoofdgedachte of een onderwerp?
De belasting op vliegtickets moet omhoog.
A
hoofdgedachte
B
onderwerp

Slide 5 - Quiz

In de inleiding worden de hoofdgedachte, het onderwerp en de deelonderwerpen aangekondigd.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte zijn eigenlijk hetzelfde
A
waar
B
niet waar
C
soms waar

Slide 7 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
Het onderwerp van een alinea
C
Een deel van de hoofdgedachte

Slide 8 - Quiz

Wanneer je in één zin beschrijft waar de tekst over gaat dan heb je
A
het onderwerp
B
een kernzin
C
de hoofdgedachte
D
een inleiding

Slide 9 - Quiz

De hoofdgedachte van een tekst:
A
Zoek het onderwerp en je hebt ook de hoofdgedachte.
B
Hoofdgedachte is hetzelfde als het onderwerp.
C
Het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt verteld.

Slide 10 - Quiz

De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Een deelonderwerp is:
A
het onderwerp van de tekst
B
een tussenkopje
C
het onderwerp van een alinea
D
de hoofdgedachte kort

Slide 12 - Quiz

opdrachten uit het boek
maken: blz. 3 tm 5
opdr. 1, 2, 3, 4, 5

Je hebt 15 minuten om de opdrachten te maken.
We kijken ze daarna samen na.
Als je klaar bent, lees je de uitleg op blz. 4 goed door. Onderstreep of markeer de belangrijke dingen, 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

uitleg door docent
De docent legt de volgende termen uit:
onderwerp
hoofdgedachte
deelonderwerp
deelhoofdgedachte
kernzin
titel
tussenkopje

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video




Welke tekst past het best bij afbeelding 1?
Afbeelding 1                Afbeelding 2
A
'Tom, val nou niet op de bank in slaap!' 'Ik ben klaarwakker hoor!'
B
Er was eens een mevrouw en een meneer die zaten op de bank en waren aan het praten

Slide 17 - Quiz




Welke tekst past het best bij afbeelding 2?
Afbeelding 1                Afbeelding 2
A
Die meneer is op de bank in slaap gevallen
B
ZzzzzZZZzzzzZZZ

Slide 18 - Quiz

Een afbeelding kan...
A
een tekst leuker maken.
B
een tekst duidelijker maken.
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed

Slide 19 - Quiz

opdrachten uit het boek
We nemen samen het schema op blz. 9 door.
Daarna maken jullie:
blz. 6 - 10
opdr. 6, 7, 8, 9
Als het niet af is, is het huiswerk voor de volgende les. 
Leer voor de volgende les: argument en conclusie met hun signaalwoorden.

Slide 20 - Slide

Van welk tekstverband is dus een signaalwoord?
A
argument
B
conclusie

Slide 21 - Quiz

Tekstverbanden:

Conclusie



Argument



timer
1:00
daarom
kortom
immers
dat betekent
dus
want
concluderend
omdat

Slide 22 - Drag question

Opsommend tekstverband
Tijdsvolgorde
Tegenstellend tekstverband
Concluderend tekstverband
Samenvattend tekstverband
Oorzaak/gevolg

Slide 23 - Drag question


Zoek tekstverband:
Hij heeft geen zin dus hij gaat niet mee.
A
argument
B
conclusie

Slide 24 - Quiz

Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.

Wat is het tekstverband?
A
argument
B
conclusie

Slide 25 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord omdat?
A
conclusie
B
argument

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video

opdrachten uit het boek
De docent leest het verhaal voor op blz. 12.
maken: blz. 11 - 16
opdr. 11, 12, 13, 14

huiswerk voor morgen: 
leren: tekstverband argument en conclusie met de signaalwoorden.
maken: opdr. 11 tm 14

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Wat is een signaalwoord van het tekstverband conclusie?
A
tevens
B
kortom
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 30 - Quiz

Van welk tekstverband is omdat het signaalwoord?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
argument

Slide 31 - Quiz

Van welk tekstverband is want het signaalwoord?
A
conclusie
B
argument
C
voorbeeld

Slide 32 - Quiz

Van welk tekstverband is dat betekent het signaalwoord?
A
argument
B
conclusie
C
voorbeeld

Slide 33 - Quiz

Tekstverband = argument
Tekstverband = conclusie
dus
daarom
immers
kortom

Slide 34 - Drag question

argument
conclusie
kortom
dus
omdat
daarom
want

Slide 35 - Drag question

Tekstverband = argument
Tekstverband = conclusie
kortom
daarom
want
dus

Slide 36 - Drag question

Slide 37 - Slide