Oefenen paragraaf 1 en 2

Arm en rijk
1 / 20
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Arm en rijk

Slide 1 - Slide

Een ander woord voor scharreleconomie is:
A
Formele sector
B
Primaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 2 - Quiz

De primaire sector is..?
A
De industrie
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs

Slide 3 - Quiz

Een voorbeeld van een beroep in de secundaire sector is
A
Bloembollenteler
B
Bloemist
C
Verpakken van bloembollen in een fabriek

Slide 4 - Quiz

Wat was de oorzaak van deze afname in primaire sector?
A
De oogst mislukte
B
Minder mensen die konden werken
C
Mechanisering in de landbouw
D
Nederland werd rijker

Slide 5 - Quiz

Timmerman is een beroep in de primaire sector.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Stelling: een kapper werkt in de tertaire sector en een boer in de secundaire sector
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Industrie is een onderdeel van de secundaire sector.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Wat is de secundaire sector?
A
Industrie
B
Diensten
C
Landbouw
D
Commerciële dienstverlening

Slide 9 - Quiz

Welk beroep hoort niet bij de primaire sector?
A
Varkensboer
B
Visser
C
Loodgieter
D
Boswachter

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een welvaartziekte?
A
Obesitas
B
Polio
C
De pest
D
Aids

Slide 11 - Quiz

De armoedegrens ligt op:
A
1,50 per dag
B
1,25 per dag
C
2,- per dag

Slide 12 - Quiz

Armoedegrens
A
Het aantal salaris dat je verdient.
B
Grens waarbij je bepaalt wie arm is.
C
Het inkomen dat je minimaal nodig hebt om te kunnen leven.
D
analfabetisme

Slide 13 - Quiz

De tertiaire sector is..?
A
Industriesector
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs

Slide 14 - Quiz

Als weinig mensen kunnen lezen en schrijven is de alfabetiseringsgraad....
A
Hoog
B
Laag

Slide 15 - Quiz

De alfabetiseringsgraad in Nederland is ...
A
Hoog
B
Laag

Slide 16 - Quiz

Twee beweringen:
1. Wereldwijd zijn vrouwen vaak lager opgeleid dan mannen
2. Goed onderwijs zorgt voor een verlaging van de alfabetiseringsgraad

A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 2 is juist, 1 onjuist

Slide 17 - Quiz

Door de levensverwachting, de koopkracht en de alfabetiseringsgraad te meten, meet je
A
Welzijn
B
Welvaart

Slide 18 - Quiz

"In dit land kan 30% lezen en schrijven."
Dat betekent dus...
A
Een hoge alfabetiseringsgraad
B
Een lage alfabetiseringsgraad

Slide 19 - Quiz

Koopkracht:
A
Hoeveel geld je hebt
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen
C
Hoeveel spaargeld je hebt

Slide 20 - Quiz