Chapitre 5 1 VG C & D

Chapitre 5 1 VG C & D



Normandie, Plage la madeleine
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 65 min

Items in this lesson

Chapitre 5 1 VG C & D



Normandie, Plage la madeleine

Slide 1 - Slide

le temps, la date, l'heure
Quel temps fait-il?
Quelle est la date?
Quelle heure est-il?

Slide 2 - Slide

Les objectifs
Ik kan het werkwoord avoir vervoegen.
Ik kan iets zeggen over het afgelopen weekend.
Ik kan een regelmatig werkwoord vervoegen in de voltooide tijd.


Slide 3 - Slide

Les devoirs
Faites: exercice 4 - 12
Apprenez: vocabulaire A & B
Je verjaardag zeggen

Slide 4 - Slide

Je / J'
Tu
Il (il)
Elle
On
Nous
Vous
Ils (ils)
Elles
Zij vmv
U / Jullie
Ik
Men / we
Zij mmv
Jij
Zij
Wij
Hij

Slide 5 - Drag question

le verbe avoir
J'ai
Tu as
Il a
Elle a
On a
Nous avons
Vous avez
Ils ont
Elles ont

Het werkwoord hebben
Ik heb
Jij hebt
Hij heeft
Zij heeft
Men heeft (we hebben)
Wij hebben
Jullie hebben / u heeft
Zij hebben mmv
Zij hebben vmv

Slide 6 - Slide

Wat betekent avoir

Slide 7 - Open question

Zij heeft
A
Elle a
B
Il a
C
Elle as
D
Il as

Slide 8 - Quiz

Vertaal op de juiste manier: ik heb
A
Je ai
B
J'ai
C
J'ais
D
Je ais

Slide 9 - Quiz

Vertaal men heeft
A
Il as
B
On a
C
Elle a
D
Nous avons

Slide 10 - Quiz

Vertaal zij hebben
A
Ils sont
B
Ils ont
C
Elles sont
D
Elles ont

Slide 11 - Quiz

Vertaal op de juiste manier: jullie hebben
A
Vous aver
B
Nous avons
C
Vous avez
D
Ils sont

Slide 12 - Quiz

Vertaal: Jij hebt
A
Tu ast
B
Tu a
C
Tu as

Slide 13 - Quiz

J'ai
Tu as
Il a
Elle a
On a
Nous avons
Vous avez
Ils ont
Elles ont
Jullie hebben
U heeft

Hij heeft
Zij hebben mmv
Ik heb
Wij hebben
Men heeft
we hebben
Jij hebt
Zij heeft
Zij hebben vmv

Slide 14 - Drag question

Passé Composé
Ik heb gedanst - J'ai dansé                          danser - er + é
Jij hebt gedanst - Tu as dansé
Hij heeft gedanst - Il a dansé
Zij heeft gedanst - Elle a dansé
Wij hebben gedanst - Nous avons dansé / on a dansé
Jullie hebben gedanst - Vous avez dansé
Zij hebben gedanst - Ils / Elles ont dansé

Slide 15 - Slide

Uit hoeveel werkwoorden bestaat de passé composé?
A
1
B
2
C
3
D
4.5

Slide 16 - Quiz

Welk hulpwerkwoord gebruik je bijna altijd bij de passé composé?
A
faire
B
être
C
avoir
D
aller

Slide 17 - Quiz

Kies de passé composé
A
J'ai marché
B
Ils marchent
C
Tu vas marcher
D
Je chante

Slide 18 - Quiz

(regarder) in de passé composé:
Ik heb gekeken
A
je regardé
B
j'ai regardé
C
j'ai regarder
D
je regarde

Slide 19 - Quiz

tu - parler

passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu as parle

Slide 20 - Quiz

vous - manger

passé composé
A
vous mangez
B
vous avez mangé
C
vous êtes mangé
D
vous mangons

Slide 21 - Quiz

Je/j' (écouter) in de passé composé:
A
ai écouté
B
a écouté
C
suis écouté
D
e écouté

Slide 22 - Quiz

Ik snap de passé composé!
A
ja
B
nee
C
weet ik niet

Slide 23 - Quiz

Welke vragen heb je nu nog?

Slide 24 - Mind map

Au travail!
Exercice 16 à 19
Partie B
Chapitre 5


Slide 25 - Slide

Tout compris?
Ik kan het werkwoord avoir vervoegen.
Ik kan iets zeggen over het afgelopen weekend.
Ik kan een regelmatig werkwoord vervoegen in de voltooide tijd.

Slide 26 - Slide

Les devoirs
Faites: exercice 13 à 19 Chapitre 5
Apprenez: phrases C, grammaire passé composé

Slide 27 - Slide