Het bijwoord h5

Bonjour!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
On parle de l'adverbe

Slide 2 - Slide

Waarvan zegt een bijwoord iets?

Slide 3 - Mind map

een bijwoord zegt iets van: 
 
1. een bijvoeglijk naamwoord
2. een werkwoord
3. een ander bijwoord
4. een hele zin

Slide 4 - Slide

Er wordt iets gezegd over het bijvoeglijk naamwoord
très - c'est un très joli livre (un joli livre)

extrême - Ce film est extrêmément long (un long film)

complet - cet homme est complètement fou (un homme fou)

Slide 5 - Slide

Er wordt iets gezegd over het werkwoord
facile - Je peux facilement faire ce travail

énorme - Il a énormément apprécié ce film

lent - peux-tu parler lentement s'il te plaît

Slide 6 - Slide

Er wordt iets gezegd over een ander bijwoord
- il fait cela trop lentement

Slide 7 - Slide

Er wordt iets gezegd over de zin
Gelukkig -  Heureusement, il n'était pas blessé
Eerlijk gezegd - Honnêtement, je ne sais pas

Slide 8 - Slide

Henri woont gelukkig thuis.

'Gelukkig' =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 9 - Quiz

Ze spreken vloeiend de vreemde taal

'vloeiend =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 10 - Quiz

Ik werk langzaam

'langzaam' =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 11 - Quiz

De auto is heel langzaam

'langzaam'=
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 12 - Quiz

Hoe maak je een "adverbe"?
Als bijv. nw eidigt op een klinker (a,o,u,i,e ...) = Bijv.nw + MENT 
- Calme = calmement
- joli = joliment

Als bijv. nw eindigt op een medeklinker  = Bijv.nw + Vrouwl. maken + MENT
lent = lente = lentement
actif = active = activement
serieux = sérieuse = sérieusement 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Hij gaat zelden uit:

Il sort ....
A
rarement
B
rare

Slide 15 - Quiz

Zij heeft gelukkig een scooter

................ elle a un scooter.
A
heureux
B
heureuse
C
heureuxment
D
heureusement

Slide 16 - Quiz

Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -ent/-ant, noteer je in plaats daarvan -emment/-amment

ENT = EMMENT
ANT = AMMENT
Voorbeeld:
évident – évidemment (vanzelfsprekend)
méchant- méchamment (vals, gemeen)

bijv. Le chien me regarde méchamment
Uitzondering op deze regel: lent – lentement ! (langzaam)

Slide 17 - Slide

Veel voorkomende onregelmatige vormen:
bijvoeglijk naamwoord - bijwoord - vertaling
bon - bien - goed
meilleur - mieux - beter
mauvais - mal - slecht
gai- gaiement - vrolijk
gentil - gentiment - aardig
long - longtemps - lang
rapide - vite/rapidement - snel


Slide 18 - Slide

Vaste uitdrukkingen:
Travailler dur = hard werken
Coûter /payer/acheter/ vendre cher= Duur zijn/betalen/kopen/ verkopen
Parler bas/haut = zacht/hard praten
Sentir bon/mauvais = lekker ruiken/stinken
Faire pareil = hetzelfde doen

Slide 19 - Slide

Zij werken onafhankelijk.

Ils travaillent ..........
A
indépendantement
B
indépendants
C
indépendamment
D
indépendammant

Slide 20 - Quiz

Hij werkt slecht

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Link

à faire
ex.121,126,127

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Aujourd'hui
- on corrige nos devoirs: 121 t/m 125 (voor bonuspunten, laat zien dat je alles in orde hebt)
- on fait 126/127

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Bonjour!
Aujourd'hui:
- on corrige 126/127 (bonus?)
- schrijfopdracht
-verbes: pouvoir, savoir, voir, vouloir

Slide 27 - Slide

Schrijfopdracht:
 Schrijf een opstelletje waarbij je
speciaal let op het Bijwoord. Houd het eenvoudig. Schrijf niet te moeilijk en controleer je Frans/grammatica met je tekstboek, Grammairriche en een woordenboek! De titel van het opstel is: Ce que (=wat) je fais pendant mon week-end!
Gebruik wel de volgende onderdelen in je opstelletje:
  • Minimaal 2 regelmatige (bnw. eindigend op klinker of medeklinker) bijwoorden (bijv. heureusement, poliment enz.

  • Minimaal 1 onregelmatig bijwoord dat eindigt op –amment.
  • Minimaal 1 onregelmatig bijwoord dat eindigt op –emment.
  • Minimaal 2 andere onregelmatige bijwoorden.
  • Minimaal 1 vaste constructie zoals ‘veel kosten’ enz.
  • Evt. hulpzinnen voor je opstel:
  • Le vendredi soir je sors…
  • Le samedi matin je dors…
  • Le samedi après-midi je travaille…
  • Etc.






















timer
15:00

Slide 28 - Slide

Les verbes
Noteer de werkwoorden in je schrift:
- pouvoir, savoir, voir, vouloir (achterin libre service)
- noteer de présent, passé composé, imparfait, futur, conditionnel
-noteer per rijtje 1 vertaling (dus de je-vorm vertalen)

Slide 29 - Slide

Jeu du pendu
avec des conjugaisons de vouloir/pouvoir/voir/savoir

Slide 30 - Slide