Introduction : C'est qui, c'est quoi? Unité 3 (27 février)

Zinnen maken + interview vragen
                    Bonjour!

   Aujourdhui c'est 27 février


  Prenez vos livres !


1 / 48
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinnen maken + interview vragen
                    Bonjour!

   Aujourdhui c'est 27 février


  Prenez vos livres !


Slide 1 - Slide

Zinnen maken + interview vragen
                    
Programme d' aujourdhui:

1.  Bienvenue !         
2. Intro Unité 3                  
3. Programma tot de toetsweek   
4. Opdrachten maken   
5. Stukje grammatica                                             
6. Huiswerk                                
 

Slide 2 - Slide

Unité 3 

Slide 3 - Slide

Programma tot toetsweek
1. werken in Unité 3
2. oefenen met schrijven (dossier maken)
3. nieuwe grammatica
4. burgerschapsles (19/20 maart)
4. Franse film kijken (onder voorbehoud)

Toetsweek: schrijftoets over Unité 1+2+3 = open boek toets

Slide 4 - Slide

Lisez
Page 86 et 87 et répondez aux questions. 

Prêt?
Lisez apprendres 1 + 2 (pg 114)
+ faites exercice 3 + 4 (pg 89)


timer
10:00

Slide 5 - Slide

Une question :
Wat voor soort woorden zijn:
intéressant
moche
mauvais
horrible
mignon
joli


Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Doel van Unité 3: je kunt het bijvoeglijk naamwoord (l'adjectif) actief gebruiken in het Frans
Je weet de wat de plaats is van het bijvoeglijk voornaamwoord en je kent de vormen

Slide 7 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 8 - Quiz

Welke van onderstaande woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
lief
B
auto
C
spelen
D
Duitse

Slide 9 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
Vormt zich naar het zelfstandig naamwoord. 
De standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud:                                     grand
Vrouwelijk enkelvoud:    + e                               grande
Mannelijk meervoud:      + s                               grands
Vrouwelijk meervoud:  + es                               grandes

Slide 10 - Slide

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
les amis _____________________
A
américain
B
américaine
C
américains
D
américaines

Slide 12 - Quiz

les devoirs pour 4 mars
1. Faire: ex. 4 pg 89 + exercice 16 B + C + D (stencil) 
2. Apprendre: app 1 + 2, page 114
3. Lire: page 131 punt 1 + punt 2



Slide 13 - Slide


Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Slide

Vul de juiste vorm in:
une personne __________________
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes

Slide 15 - Quiz

Wat weten jullie nog?

Slide 16 - Slide

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)

Slide 17 - Open question

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Vul de juiste vorm in:
Laura est _________________ (heureux)

Slide 20 - Open question

Vul de juiste vorm in:
La semaine _____________ (dernier)

Slide 21 - Open question

Vul de juiste vorm in:
Les mères _________________ (actif)

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Let op bij klinkerbotsing

nouveau wordt nouvel
un nouvel ami
beau wordt bel
un bel hôtel
vieux wordt vieil
un vieil homme
;

Slide 24 - Slide

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles

Slide 25 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 26 - Quiz

Vertaal:
J'ai deux (mooie) _________ sœurs.

Slide 27 - Open question

Vertaal:
Le prof porte un pantalon (wit) _______

Slide 28 - Open question

Vertaal:
La voiture est très (oud) _____________

Slide 29 - Open question

Vertaal:
C'est une (lange) _________ route pour aller à Paris.

Slide 30 - Open question

Vul de juiste vorm in:
"J'ai une (bon) _____________ idée!"

Slide 31 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
2. Plaats van het bijvoeglijk naamwoord;

Slide 32 - Slide

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord. 
Behalve het rijtje hieronder, de zogenaamde 12 musketiers. Die moet je uit je hoofd leren. Alleen deze staan dus VOOR het zelfstandig naamwoord:

Bon / Beau / Joli
Haut / long / petit
Jeune / grand
Vieux / mauvais 
Nouveau / Gros

Slide 33 - Slide

(wit) une.... page......

Slide 34 - Open question

(nieuw)
un..... jean......

Slide 35 - Open question

(knap)une....actrice.......

Slide 36 - Open question

Au travail
16b, c,d

leren apprendre; 1,2,4,5

Slide 37 - Slide

Nakijken 
opdracht 16. 

Slide 38 - Slide

Parler
luisteren 
18, in duo's. Geef antwoord op de vragen. 

Slide 39 - Slide

parler
22 a en b

daarna 23 zoek samen een object en maak een beschrijving. 

Slide 40 - Slide

23
Bespreek in tweetallen de foto.

Slide 41 - Slide

Exemples
C’est un bâtiment moderne. Il est très haut et très grand. Le bâtiment est en verre. Le bâtiment est au centre-ville. À l’intérieur, il y a beaucoup de magasins.
  
C’est une rue commerciale. Elle est près de chez nous. C’est une rue qui est assez longue.
C’est une rue pour faire des courses. C’est une rue avec une boulangerie, un supermarché et beaucoup d’autres magasins.

C’est une chambre de taille moyenne. Il y a une grande fenêtre, donc elle est claire. Il y a un lit blanc et un bureau bleu. L’armoire est à gauche du lit et elle est grande. Les murs sont bleus avec beaucoup de posters.

C’est un objet qu’on utilise quand on part en vacances. On ne peut pas passer la frontière sans cet objet. C’est souvent un petit livre avec une photo. Il mesure environ 10 centimètres et il est en papier.

C’est un grand animal qui est vert. Il nage dans les rivières. Et il ressemble à du bois dans l’eau. Il a quatre pattes et une queue. Il est très dangereux.




Slide 42 - Slide

28,29
Zoek de antwoorden in de tekst op blz 111.

Slide 43 - Slide

exercice 30
Zoek een foto van een idool en maak een beschrijving.

Slide 44 - Slide

Presenteer je foto in je groepje
Geef elkaar feedback.
Let op de bijvoeglijk naamwoorden; zijn ze juist gebruikt. 

Slide 45 - Slide

Voorbeelduitwerking:
Voilà mon idole. Elle s’appelle … .
Elle a les cheveux noirs courts et frisés.
Elle a les yeux noirs.
Je trouve qu’elle est super belle.
Elle est petite, elle mesure environ 1 mètre 65.
Elle a toujours l’air bien soignée.
Je trouve qu’elle porte trop souvent des vêtements noirs.
Ça a l’air triste.

Slide 46 - Slide

extra oefenen met bijv.nw.
Maken 16F t/m 16I

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link