Verwijswoorden

Verwijswoorden 
H3+4 Taalverzorging (2)
Vmbo-t leerjaar 2
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verwijswoorden 
H3+4 Taalverzorging (2)
Vmbo-t leerjaar 2

Slide 1 - Slide

Lesdoelen van vandaag:
- je leert wat een verwijswoord is
- je weet hoe je een verwijswoord gebruikt
je herkent waar een verwijswoord naar verwijst

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden (1) p. 82
  • Verwijswoorden verwijzen naar andere woorden in de tekst, ze zorgen voor afwisseling.
  • Voorbeelden van verwijswoorden:
  • enkelvoud: hij, hem, zij/ze, haar, het.
  • De buurjongen heeft een scooter. Hij zet hem elke avond in de garage.

  • meervoud: ze 
  • De leerlingen zijn te laat. Ze mogen niet meer naar binnen.

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 4 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 5 - Slide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 6 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze

Slide 7 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 8 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 9 - Drag question

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 10 - Quiz

Verwijswoorden (2) p. 108
Moeilijke verwijswoorden: me, mij, mijn en je, jou, jouw.


Mijn
Jouw
Je
Bij een bezit.

Dat is mijn/jouw/je boek.
Mij
Me
Jou
Je
Zonder bezit

Waarom luistert niemand naar me/mij/jou/je?

Slide 11 - Slide

Wil je ... kleren even opruimen?
A
jou
B
jouw

Slide 12 - Quiz

Kun je ... het zout geven?
A
mijn
B
jouw
C
mij

Slide 13 - Quiz

Ik kan vanavond niet naar buiten, ik moet ... hond uitlaten.
A
me
B
mij
C
mijn

Slide 14 - Quiz

Geef ... ... jas terug!!!
A
me, mijn
B
me, me
C
mij, me
D
je, mijn

Slide 15 - Quiz

Aan het werk
  • Maken: opdr. 1 op p. 82 + opdr. 1, 2, 3 op p. 108. = hw!

Slide 16 - Slide