BOL lezen les 2

Vervolg lezen......
  1. een terugblik...
  2. feit of mening ?
  3. standpunt en argument
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vervolg lezen......
  1. een terugblik...
  2. feit of mening ?
  3. standpunt en argument

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Tekst
inleiding
kern 
slot
Tekst
Inleiding
kern
slot
Tekstdoelen

informeren
activeren
overtuigen
mening vormen
Onderwerp
Hoofdgedachte
Tekstsoorten
betoog
beschouwing
uiteenzetting

signaalwoorden

Slide 2 - Slide

This item has no instructions


Tekstdoel?
timer
0:20
A
Informeren
B
Instrueren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welk tekstdoel hoort bij een betogende tekst?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Signaalwoorden: daarna, bovendien, vervolgens horen bij het tekstverband:
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorwaarden
D
vergelijking

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Als kritische lezer is het ook belangrijk dat je het verschil ziet tussen een feit en een mening

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Het is rotweer
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

mening
feit
standpunt
objectief
subjctief
stellingname
kun je over discussiëren
kun je controleren

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Feiten en meningen
Feit ->   iets wat echt zo is           Mening->  iets wat iemand                                                                                                      voelt, denkt, vindt
                objectief  (feitelijk)                                 subjectief                                          kun je controleren                                 kun je mee eens of                                                                                                oneens zijn

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

En dan hebben we ook nog argumenten

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Daarmee onderbouw je een standpunt
ofwel...

je geeft een reden  waarom je iets vindt

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

In welke zin staat een argument?
A
In de herfst vallen veel bladeren van de bomen
B
Ik houd van de herfst
C
al dat blad is gevaarlijk, want je glijdt zo uit!
D
In de herfst gaan wij graag naar het bos.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

een argument
  • herken je vaak aan woorden als: want, omdat, immers.
  • geeft antwoord op de vraag: waarom vindt iemand iets?  
  • gebruik je om een ander van jouw mening te overtuigen.


EEN STANDPUNT VRAAGT OM ARGUMENTEN

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Lees onderstaande alinea uit een examentekst 3F
Socioloog Martijn Lampert: 'De invoering van schooluniformen kan een stap vooruit zijn. Dan ontleen je je identiteit niet aan merkkleding, maar ben je wat je presteert. We zien dat jongeren die een bijbaantje hebben bij Albert Heijn of McDonald's, en daar een uniform moeten dragen, de hun opgelegde normen erg waarderen. Daar maken ze ook pas kennis met waarden als punctualiteit en teamspirit. Dat is toch een aanfluiting voor onze samenleving?'

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

In de alinea zegt Lampert: 'Dat is toch een aanfluiting voor onze samenleving?'
Dit is ....

A
een feit
B
een mening
C
een argument

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Herken je het standpunt in een tekst?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is het standpunt?
Schaalvergroting of schaalverkleining? Waar is de zorg bij gebaat? Ofwel: waar is de zorgvrager het meest bij gebaat? Het lijkt mij duidelijk dat in kleine woonzorggemeenschappen betere en gerichtere zorg geleverd kan worden dan binnen grote zorginstellingen met veel meer cliënten op één afdeling.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Juist: mijn standpunt

ofwel mijn mening , opinie, opvatting, stellingname, zienszijze
herken je aan:
  • ik vind....
  • Volgens mij....
  • Wat mij betreft....
  • Het lijkt mij duidelijk dat....
  • mijns inziens (m.i.) , enz....

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

even checken...

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

De BOL-opleiding verpleegkunde duurt vier jaar.
A
feit
B
mening

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Ik vind vier jaar wel lang voor een mbo-opleiding.
A
feit
B
mening

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Een BOL-opleiding verpleegkunde moet in drie jaar afgerond worden.
A
standpunt
B
argument

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Tot slot nog even het verschil tussen een standpunt en een stelling
In een stelling wordt een algemene uitspraak of bewering over een onderwerp gedaan.  
Een stelling is altijd stellig geformuleerd.
Bijvoorbeeld: roken rondom scholen moet verboden worden.

Met een standpunt geef je je mening over die stelling.
Bijvoorbeeeld: ik vind het een goed idee als roken rondom scholen verboden wordt.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Maak van onderstaande mening een stellige stelling:
Als het aan mij ligt, worden er geen proeven meer op dieren uitgevoerd.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Wat zou een argument bij dit standpunt kunnen zijn?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Herken je nu beter het verschil tussen stelling, standpunt en argument, feiten en meningen?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Interview met Pieter Derks
Kijk en luister naar dit fragment en maak aantekeningen

Geloof jij in robots in de zorg??

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Waar is Lodewijk Asher (aan de telefoon) over het algemeen bang voor?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Hoe reageert Pieter Derks hierop?
A
Robots gaan kapot
B
Robots kunnen niets
C
Robots gaan roesten
D
Robots nemen inderdaad steeds meer over

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 33 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Inleiding
slot
anekdote
conclusie
aanleiding
samenvatting
vraagstelling

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

Even testen...
Hierna zie je 10 uitspraken. Doe mee en test jezelf of je de theorie goed begrijpt!

Slide 35 - Slide

This item has no instructions