2B - Voorbereiding op toets 1 (met vragen)

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 1: Zakgeld en inkomen

Voorbereiding op de toets

Paragraaf 1: Inkomsten in soorten

Inkomsten in geld

Inkomsten in natura

Lou doet thuis extra klusjes. Het geld dat hij hiermee verdient, moet hij gebruiken voor zijn hobby (gamen).
Kies welke bewering over zijn inkomsten juist is. Het zijn inkomsten...

1. zonder tegenprestatie en niet vrij besteedbaar
2. met tegenprestatie en niet vrij besteedbaar
3. met tegenprestatie en in natura
4. vrij besteedbaar en met tegenprestatie

Noem een voorbeeld van niet vrij besteedbare inkomsten

Salaris voor je krantenwijk dat je op je bankrekening krijgt

Of

Of

Of

inkomsten in natura

inkomsten in geld

inkomsten met tegenprestatie

inkomsten zonder tegenprestatie

vrij besteedbaar

niet vrij besteedbaar

Paragraaf 2: Zakgeld vergelijken

Hoeveel weken zitten er in een jaar?

Hoeveel maanden zitten er in een jaar?

Inkomsten omrekenen

Ali krijgt € 7,50 per week. Hoeveel is dat per maand?

1. € 1,73
2. € 30
3. € 17,30
4. € 32,50

Mert krijgt € 70 per maand, hoeveel is dat per week? Vul alleen het antwoord in, zonder €-teken.

Paragraaf 3: Werken met een tabel

Sleep de begrippen naar de goede plek

Titel

Kolom

Toelichting

Rij

Paragraaf 4: Bijverdienen

Hoeveel uur mag Mara (16) werken nadat ze 5 uur op school heeft gezeten?

1. 9 uur
2. 5 uur
3. 4 uur
4. 7 uur

Hassan (14) werkt:

Maandag 2 uur na school,

Dinsdag 1,5 uur na school,

Donderdag 2 uur na school,

Zaterdag 7 uur.             Mag dat?

1. ja
2. nee

Mag Jaimy (16) aan het werk als vrijwillige brandweer?

1. ja
2. nee

Als je nog geen 18 bent, mag je wel:

1. zwaar werk doen
2. gevaarlijk werk doen
3. 7 uur op één dag werken
4. 's nachts werken

Livia werkt bij McDonalds.

Livia is...

1. Werkgever
2. Werknemer

Livia werkt bij McDonalds.

McDonalds is...

1. Werknemer
2. Werkgever

Vind je het goed of niet goed dat er een minimumjeugdloon is? Geef twee argumenten.

Wat is geen plicht van een werknemer?

1. Werk doen waar je niet voor wordt betaald
2. Werken op de afgesproken tijden
4. Je werk zo goed mogelijk uitvoeren

Paragraaf 5: De bank betaalt

Mo wil graag nieuwe schoenen. Ze kosten €90. Hij kan €15 per maand sparen. Hoeveel maanden moet Mo sparen? (vul alleen het juiste cijfer in)

Rox heeft € 1.500 spaargeld op een spaarrekening. Ze krijgt 2,12% rente. Hoeveel rente krijgt ze na een jaar?
Vul alleen het cijfer in. Rond af op twee decimalen.

Sjaak heeft € 650 spaargeld. Hij krijgt 1,67% rente. Hoeveel rente krijgt hij na 7 maanden?
(vul alleen het eindantwoord in, alleen cijfers, afronden op twee decimalen)

Truusje heeft € 132 spaargeld. Ze krijgt 3,21% rente. Hoeveel geld staat er na een jaar in totaal op haar spaarrekening?
(vul alleen het eindantwoord in, alleen een getal, rond af op twee decimalen)

Waarom sparen mensen? (meer antwoorden mogelijk)
a - Vanwege de interest
b - Om grote uitgaven te kunnen betalen
c - Om onverwachte uitgaven te kunnen betalen
d - Alle antwoorden zijn goed

Paragraaf 5: Lonen verschillen

Wat zijn GEEN inkomsten uit bezit?

1. huur
2. winst
3. rente
4. omzet

Wie verdient meer, en waarom? (kijk je eigen antwoord na)

Docent die 12 uur werkt of docent die 17 uur werkt?

Noem nog een reden voor een hoger loon.