4.1 Begeleiden bij wonen en huishouding

Module Wonen
4.1 Begeleiden bij wonen en huishouding
1 / 46
next
Slide 1: Slide
WonenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Module Wonen
4.1 Begeleiden bij wonen en huishouding

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerdere malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de les, zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan. 

Ben je te laat? Geef dit dan door aan het einde van de les aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
  1. AWR
  2. Terugblik
  3. Lesdoelen
  4. Theoretische gedeelte
  5. Aan de slag
  6. Afsluiting les

Slide 3 - Slide

Deel 1: 90 min (2 x45 min)

5 min. Welkom en AWR
5 min. Energizer
4 min. lesdoelen
3 min. Programma
20 min  Uitleg en Opbouw vak
10 min  Theoretische gedeelte
20 min  Leeractiviteit 2
10 min Lesdoelen check
3 minuten afsluiting les

80 min. totaal




Terugblik
Elke les staan we stil bij wat we de vorige les hebben besproken. 


- Heb jij nog vragen over de vorige les?
- Wat is je bijgebleven van de vorige les?





Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen

  • Je legt uit wat droog en nat reinigen is.
  • Je legt uit wat de verschillende waarschuwingssymbolen op schoonmaakproducten betekenen.
  • Je legt uit in welke volgorde je het best schoonmaakt.Je vertelt waar je op moet letten bij het wassen.
  • Je omschrijft wat een hoog-laagbed, laag-laagbed en sta-opbed is.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig wonen lijkt heel eenvoudig. Maar er komt best nog wat bij kijken. Zo moet je zorgen dat je huis schoon blijft. Je moet bijvoorbeeld de kamer stofzuigen en je bed verschonen. Je moet de was doen en de rommel opruimen. Niet voor iedereen is dit even vanzelfsprekend. Sommige mensen hebben moeite om huishoudelijke taken uit te voeren of te plannen. Denk maar aan mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking. Ze kunnen daar hulp en begeleiding bij gebruiken.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Schoonmaken
Droog en nat reinigen
Schoonmaakmiddelen
De volgorde van schoonmaken

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Droog reinigen
Droog reinigen is schoonmaken zonder dat er water of een sopje aan te pas komt. Je verwijdert hiermee stof en oppervlakkig vuil. Denk maar aan het opruimen van koekkruimels die op de bank liggen. Bij droog reinigen kun je de volgende materialen gebruiken:

  • stofdoek
  • stoffer en blik
  • kruimeldief
  • stofzuiger
  • ragebol of plumeau.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Nat reinigen
Nat reinigen is schoonmaken met water of een sopje. Je verwijdert hiermee vuil en vlekken, zoals tandpastavlekken in de wasbak. Bij nat reinigen gebruik je de volgende materialen:

  • emmer
  • spons en zeem
  • vaatdoekje
  • dweil
  • trekker
  • afwaskwast
  • schoonmaakmiddel.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Schoonmaakmiddelen
Bij nat reinigen maak je een sopje van water en een schoonmaakmiddel. Een schoonmaakmiddel verwijdert vuil en vlekken en zorgt voor een frisse geur in huis. Er zijn in de winkel heel veel soorten schoonmaakmiddelen te koop. Zo zijn er middelen die desinfecterend zijn. Dat betekent dat het middel bacteriën doodt. Deze middelen gebruik je vooral op plekken waar veel bacteriën kunnen zitten, zoals het aanrecht en de deurklinken. Let erop dat je het juiste middel voor de juiste klus gebruikt. Bij het reinigen van de toiletpot bijvoorbeeld gebruik je vaak chloor. Dat is een desinfecterend middel waar bleek in zit, zodat de vlekken wit kleuren. Voor het schoonmaken van een keukentafel voldoet een allesreiniger. Lees bij twijfel altijd de gebruiksaanwijzing op de verpakking. Dan weet je zeker dat je het juiste middel gebruikt.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Veilig werken met schoonmaakmiddelen
Het werken met schoonmaakmiddelen vraagt aandacht. Je werkt namelijk met chemische stoffen. Wanneer je ze verkeerd gebruikt, kunnen ze gevaarlijk zijn. Op elk schoonmaakproduct staat daarom aangegeven waar je op moet letten. Dit gebeurt in de vorm van symbolen. Elk symbool heeft zijn eigen betekenis. Het is belangrijk dat je deze symbolen goed kent, zodat je weet wat je moet doen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Schoonmaakmiddelen opbergen
Schoonmaakmiddelen moet je veilig opbergen. Daarmee voorkom je dat er nare ongelukjes gebeuren. Bewaar ze op een droge, afgesloten plek, zoals een keukenkastje. Zo kunnen ze niet per ongeluk omvallen als je met iets anders bezig bent. Houd schoonmaakmiddelen ook altijd uit de buurt van kinderen en cliënten met een verstandelijke beperking. Zij kennen de gevaren van schoonmaakmiddelen niet. Ze kunnen ermee gaan spelen of ervan drinken. Daarom bewaar je schoonmaakmiddelen het best hoog of in een kastje met een kinderslot erop.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De volgorde van schoonmaken
Bij het schoonmaken gebruik je een bepaalde volgorde. Deze volgorde zorgt ervoor dat je alles snel en goed schoon kunt maken.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Van rommelig naar opgeruimd
Een schoonmaak begint met het opruimen van rondslingerende spullen. Gooi bijvoorbeeld rommel in de prullenbak. Leg tijdschriften op een stapel. Stop vieze kleren in de wasmand en maak het aanrecht leeg. Zo kun je straks veel sneller werken.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Van boven naar beneden
Begin altijd hoog en werk langzaam naar beneden. Dat betekent dat je op de bovenste verdieping begint. Maar ook in iedere ruimte begin je bovenaan. Je haalt dus eerst de spinnenwebben van het plafond, voordat je de vloer schoonmaakt. Doe je het andersom, dan valt er misschien spinrag op je schone vloer. Dan kun je weer de vloer doen en heb je dubbel werk.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Van droog naar nat
Reinig eerst droog en daarna nat. Met het droog reinigen haal je het eerste stof weg. Daarna verwijder je het vuil. Dat doe je door nat te reinigen. Zo stofzuig je eerst de vloer en ga je daarna pas dweilen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Van schoon naar vuil
Ruimtes die niet zo vies zijn, kun je het best als eerste schoonmaken. Je begint bijvoorbeeld bij de woonkamer. Daarna neem je de ruimtes die wat viezer zijn, zoals de keuken en de wc. Ook binnen een ruimte begin je eerst met de schoonste gedeeltes. Op deze manier verspreid je zo min mogelijk vuil. Daarnaast blijven je schoonmaakspullen ook langer schoon.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hulpmiddelen
Voor cliënten met een lichamelijke beperking kan schoonmaken een lastig karwei zijn. Denk maar aan iemand met een spierziekte die weinig kracht heeft. Of aan iemand met rugklachten, die niet kan bukken en strekken. Voor deze mensen zijn er speciale hulpmiddelen te koop, zodat ze toch nog zo veel mogelijk zelf kunnen doen.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

  • Dweil met wringmechanisme
  • Stoffer en blik met lange steel
  • Robotstofzuiger
  • Grijper

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wassen
  • De was opslaan
  • De was sorteren
  • Vlekken verwijderen
  • Wasmiddelen
  • De was drogen
  • De was vouwen en strijken

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

De was opslaan
Vieze kleren en ander vuil textiel zoals beddengoed en handdoeken bewaar je in een wasmand of waszak. Zo houd je je omgeving netjes en hoef je alleen maar de wasmand te pakken als je gaat wassen. Zorg er wel voor dat alles wat in de wasmand gaat, droog is. Een natte handdoek kun je beter eerst even uithangen zodat hij kan drogen. Natte was kan namelijk gaan schimmelen en dan krijg je extra vlekken op je textiel.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

De was sorteren
Voordat je wast, ga je de was sorteren. Dit betekent dat je textiel bij elkaar legt dat op dezelfde manier gewassen moet worden. Je kunt de was opdelen in vier groepen:
Witte was: wit gekleurd textiel. Deze was wordt vaak warm gewassen, om de vlekken er goed uit te krijgen.
Donkere was: donker gekleurd textiel. Kleuren kunnen soms afgeven als ze nat worden. Er komt dan iets van de verf vrij. Dat kan op andere kleren gaan zitten. Daarom was je donkere kleren apart, zodat ze andere kleren niet donker maken.
Fijne was of wolwas: alle kwetsbare stoffen. Denk hierbij aan wollen truien en zijden blouses. Deze was moet voorzichtig gewassen worden op een lage temperatuur, zodat de stof mooi blijft.
Bonte was: alle overige textiel.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Als je zeker wilt weten hoe je iets moet wassen, kun je op het etiket van het kledingstuk kijken. Daar staan verschillende symbolen op. Ze geven weer hoe warm je het kledingstuk mag wassen en hoe je het moet drogen en strijken.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Vlekken verwijderen
Vlekken in kleding verwijder je het best als de vlek nog vochtig is. De meeste vlekken verwijder je door ze uit te spoelen met water. Is de vlek hardnekkiger? Behandel de vlek dan met wat afwasmiddel of met een vlekkenverwijderaar. Laat dit even intrekken en was het kledingstuk vervolgens uit. Heel lastige vlekken kun je ook verwijderen door te wassen met een voorwasprogramma.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wasmiddelen
Voor de was zijn twee soorten middelen beschikbaar: een wasmiddel en een wasverzachter. Een wasmiddel zorgt ervoor dat de was schoon wordt. Er zitten speciale bestanddelen in die vlekken kunnen verwijderen. Een wasverzachter kun je als extraatje naast je wasmiddel gebruiken. Het maakt je was zacht en laat het lekker ruiken.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wasmiddel is er in verschillende vormen:
  • Poederwasmiddel
  • Vloeibaar wasmiddel
  • Pods

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

De was drogen
Wanneer de was uit de machine komt, is deze nog niet droog. Het best kun je de was ophangen op een waslijn, wasmolen of wasrekje en aan de lucht laten drogen. Dat kost alleen wel veel tijd en je moet er ook de ruimte voor hebben. Een andere manier is om de was te drogen in de wasdroger. Kijk voor je de was in de droger stopt, op het etiket. Niet alle textiel kan namelijk in de droger worden gedroogd. Sommige stof gaat hiervan krimpen.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

De was vouwen en strijken
Droge was kun je opvouwen en in de kast leggen. Sommige textiel is na het wassen gekreukt. In dat geval ga je de was eerst strijken. Zo verwijder je alle kreukels en ziet het er direct netter uit. Let er bij het strijken op dat je de juiste warmtestand op het strijkijzer kiest. Sommige kledingstukken kunnen namelijk beschadigen als je ze te heet strijkt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij synthetische stoffen.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Bedden opmaken en verschonen
  • Soorten bedden
  • Matras
  • Opmaken van het bed
  • Beschermende middelen
Ook in de slaapkamer is comfort en hygiëne belangrijk. Dit geldt vooral bij cliënten die ziek zijn en veel in bed liggen.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Soorten bedden
Voor cliënten die veel zorg nodig hebben of minder mobiel zijn, zijn er speciale bedden. Ze ondersteunen de cliënt of begeleider en zorgen voor zijn veiligheid.




Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Een hoog-laagbed is een bed dat je, veelal elektrisch, in hoogte kunt verstellen. Dit bed wordt ook wel een ziekenhuisbed genoemd. Het is bedoeld voor mensen die veel zorg nodig hebben. Doordat het bed hoger kan worden gezet, hoeft de hulpverlener niet zo diep te bukken. Daardoor kan hij de cliënt makkelijker helpen. Vaak heeft dit bed ook een verstelbare lattenbodem. Het hoofdeinde of het voeteneinde kan dan omhoog.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Een sta-opbed is een elektrisch verstelbaar bed dat ondersteunt bij het uit bed komen. Het is speciaal voor mensen die weinig kracht hebben om zelfstandig op te staan. Het ligvlak van dit bed kan zodanig draaien dat het voeteneinde naast het bed terechtkomt. Dat is handig. Zo hoeft de cliënt alleen nog maar zijn voeten op de grond te zetten om van het bed op te staan.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Een laag-laagbed is een extra laag bed. Dit bed wordt vaak gebruikt bij cliënten die geneigd zijn om uit bed te vallen. Ook wordt het bed wel ingezet bij oudere cliënten die vaak onrustig zijn en uit bed gaan. Doordat het bed zo laag is, kan een oudere cliënt hier moeilijk zelfstandig uit komen.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Video

This item has no instructions

Matras
Een cliënt die door een ziekte veel in bed moet liggen, kan last krijgen van decubitus, ook wel doorliggen genoemd. Dat is een beschadiging van de huid doordat er continu veel druk op komt. Decubitus is heel pijnlijk en gevaarlijk. Om dit te voorkomen of te behandelen, zijn er speciale antidecubitusmatrassen. Deze matrassen zijn gemaakt van foam, ook wel traagschuim genoemd. De memory foam heeft als eigenschap dat deze zich vormt naar je lichaam. Hierdoor ontstaan er geen drukpunten.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Opmaken van het bed
Een bed moet regelmatig gelucht worden. Dat doe je door iedere morgen het dekbed open te slaan en de ramen open te zetten. Zo kan er frisse lucht naar binnen komen. Door het dekbed zo een tijdje open te laten liggen, voorkom je dat er schimmels of huisstofmijt ontstaan. Na het luchten maak je het bed op door het hoeslaken recht te trekken en goed om het matras te stoppen. Je schudt de kussens op en legt ze terug. Daarna leg je het dekbed weer netjes op het bed en stop je de instopstrook van het dekbedovertrek onder het matras.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Beddengoed wordt meestal één keer per week uitgewassen. Dan worden het hoeslaken, de kussenslopen en het dekbedovertrek vervangen. In sommige gevallen wordt dan ook het matras gedraaid. Zo voorkom je dat het matras uit model raakt. Het verwisselen van het dekbedovertrek kan een lastig karweitje zijn. Je kunt dit het best doen door het dekbedovertrek eerst binnenstebuiten te keren. Daarna stop je beide handen in het dekbedovertrek en pak je met elke hand een hoek vast. Nu pak je met elke hand ook een punt van het dekbed vast. Je houdt het dekbed hoog en schudt flink, zodat het overtrek over het dekbed valt.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Beschermende middelen
Wanneer een cliënt incontinent is of ernstige wonden heeft, zijn er speciale middelen om het matras te beschermen. Je wilt immers dat het matras zo veel mogelijk schoon blijft. Dat is wel zo hygiënisch.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Onderlegger
Een incontinentieonderlegger is een doek die je over het matras legt. Hij heeft een vochtabsorberende werking. Dat betekent dat hij de urine en ander vocht opvangt. De onderlegger is uitwasbaar en je kunt deze daarom goed vervangen.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Waterdicht hoeslaken
Een waterdicht hoeslaken is een hoeslaken met een vochtafstotende laag. Dit trek je over de bovenkant van het matras. Ook een hoeslaken is goed uitwasbaar.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Matrasbeschermer
Een incontinentiematrasbeschermer is een vochtwerende hoes die rondom het hele matras gaat. Je kunt deze hoes om je matras ritsen. Daardoor blijft het matras beschermd. De matrasbeschermer kan schoongemaakt worden met een sopje. Deze hoes wordt veel gebruikt in verpleeg- en ziekenhuizen.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Boek: Methodisch begeleiden
Thema 17, begeleiden bij wonen en huishouden
Opdracht 1 t/m 5

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

wat heb jij vandaag geleerd?

Slide 45 - Mind map

This item has no instructions

Hoe vond je deze les?

0100

Slide 46 - Poll

This item has no instructions