vraagzinnen

Bonjour 
tout le monde
v
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour 
tout le monde
v

Slide 1 - Slide

plan
-herhaling 
-leren voor de toets

 


Slide 2 - Slide

uitleg
vraag zonder vraagwoord (3 manieren)
vraag met vraagwoord (3 à 4 manieren)

Slide 3 - Slide

Les buts pour aujourd'hui:
Aan het einde van deze les:
- Ken je de vraagwoorden in het Frans
- Weet je hoe je een goede vraagzin maakt in het Frans, zonder en met een vraagwoord in de zi

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil tussen een vraagzin in het Nederlands en het Frans?
A
Er is geen verschil.
B
In het Nederlands heb je geen vraagzinnen.
C
In het Frans verandert de woordvolgorde niet persé.
D
In het Nederlands verandert de woordvolgorde niet.

Slide 5 - Quiz

Maak van onderstaande zin een vraagzin m.b.v. inversie

Tu peux venir.

Slide 6 - Open question

Sleep de juiste vertalingen van de vraagwoorden naar elkaar toe. Sleep blauw naar rood!
wie
wat
waarom
hoe
hoeveel
wanneer
waar
combien
comment
qui
qu'est-ce que
pourquoi
quand

Slide 7 - Drag question

Maak een goede Franse vraagzin met het vraagwoord "pourquoi" erin:

Slide 8 - Open question

Welke vraagzinnen zijn correct?

2 antwoorden zijn goed!
A
Tu as un portable?
B
Est ce que tu as un portable?
C
Est-ce qu' tu as un portable?
D
Est-ce que tu as un portable?

Slide 9 - Quiz

Welke vraagzinnen zijn correct?

2 antwoorden zijn goed!
A
Est ce-que tu aimes les chats?
B
Est ce que tu aimes les chats?
C
Tu aimes les chats?
D
Est-ce que tu aimes les chats?

Slide 10 - Quiz

Welke vraagzin is niet correct?


A
Il a aimé le film?
B
A-t-il aimé le film?
C
Est-ce qu'il a aimé le film?
D
A-il aimé le film?

Slide 11 - Quiz

Welke vraagzin is niet correct?
A
Quand est-ce que vous allez au Japon?
B
Quand allez-vous au Japon?
C
Est-ce que quand vous allez au Japon?
D
Vous allez au Japon quand?

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van deze vraag

Waar werk jij?
A
Tu où travailles?
B
Tu travailles où?
C
Travailles-tu où?

Slide 13 - Quiz

           Grammaire I         Samengevat:                             
Vraagzinnen 
zonder vraagwoord                                        met vraagwoord

1. Tu as mangé?                                               1. Tu as mangé où?
2. Est-ce que tu as mangé?                           2.  est ce que tu as mangé?
3. As-tu mangé?                                              3.  as-tu mangé?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

leren

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Slide