2HV - Les 17

ElPrograma
  1. Controlamos los deberes
  2. Comunicación
  3. Gustar
  4. Tener
  5.  Bezittelijk vnw
  6. Deberes
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

ElPrograma
  1. Controlamos los deberes
  2. Comunicación
  3. Gustar
  4. Tener
  5.  Bezittelijk vnw
  6. Deberes

Slide 1 - Slide

Toetsen in periode 2
Formatief woordjes (0x)
Voca Unidad 3 NL-SP
Voca Unidad 4 NL-SP

SO Unidad 3 (telt 2x)
Voca Unidad 3 NL-SP
Ser
Llamarse (en andere -SE werkw.
Bijvoeglijk naamwoord
Getallen tot 100 NL - SP
Klok kijken
Tener
Regelmatige werkwoorden 
Bezittelijk voornaamwoord

PW Unidad 3&4 (telt 4x):
Lees + luister
Voca Unidad 3 81-90 NL-SP
Voca Unidad 4 1-90 NL-SP
Ser
Llamarse (en andere wederkerende ww)
Bijvoeglijk naamwoord
Getallen tot 100 NL - SP
Klokkijken
Tener
Regelmatige werkwoorden 
Bezittelijk voornaamwoord
Querer
Gustar
Hay

Slide 2 - Slide

Controlamos los deberes
Voca Unidad 4 pág 107 NL-ESP
palabras 1-65

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Dus: bij gustar...
1 ... heb je een meewerkend voorwerp. (me, te, le, nos, os, les)
2... zijn er maar 2 vervoegingen : 
               GUSTA (bij enkelvoud, bij werkwoord) 
               GUSTAN ( bij meervoud, bij meerdere zaken)
3... Ontkenning (NO) komt voor het werkwoord.

Slide 5 - Slide

Ahora te toca a ti: Gustar
Nu ben jij aan de beurt!  Hoe kun je nu zeggen:
1 ....dat je broer eten leuk vindt?
2 ....dat je zus van dieren houdt?
3 ....dat je vader van vrachtwagens houdt?
4 ....dat je grootouders van groente houden?
5 ....dat je niet van leren houdt?

Schrijf de zinnen in het Spaans. Gebruik de geleerde voca en grammatica. 


Slide 6 - Slide

Herhaling: Tener
Yo


Él, ella, usted

Nosotros / Nosotras

Vosotros / Vosotras

Ellos, ellas ustedes


Tengo

Tienes

Tiene

Tenemos

Tenéis

Tienen

Slide 7 - Slide

Vervoeg: tener
  1. Mi hermano y yo ________ dos gatos.
  2. Los abuelos _______ una casa bonita.
  3. Mi papá________ un coche amarillo.
  4. ¿Vosotros_________ mascotas?
  5. Yo_______ catorce años. ¿Cuántos años_________ tú?





Slide 8 - Slide

Comunicación
En el comedor
Blz 47, ej 4 , 5, 6 ,7 y 8

Slide 9 - Slide

Herhaling: Querer
Yo


Él, ella, usted

Nosotros / Nosotras

Vosotros / Vosotras

Ellos, ellas ustedes


Quiero

Quieres

Quiere

Queremos

Queréis

Quieren

Slide 10 - Slide

Vervoeg: Querer
  1. Yo ________  comer patatas
  2. Ana y tú ________  ir de compras
  3. Pepa ________  tener buenas notas
  4. María y yo ________  vacaciones
  5. Tú ________  un dulce

Slide 11 - Slide

Vervoeg de werkwoorden

1. Mi tía y yo (querer) ir de vacaciones.
2. Tú (tener) dos hijos.
3. Ana (ser) española.
4. Yo (hablar) holandés.
5. ¿Juan y tú (vivir) en Uithoorn?
6. Pedro y Juli (comer) un bocadillo.

Vervoeg de wederkerende ww

1. Yo (levantarse) temprano.
2. Nosotros (llamarse) Ana y Juan.
3. Tú (bañarse) por la noche.
4. Ellos (peinarse) el pelo.
5. Tú y yo (vestirse) bonitos.
6. Yo (lavarse) las manos. 

Slide 12 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden

1. (mijn) hermano se llama Juan.
2. (jouw) tía es bonita.
3. (haar) abuelo es viejo.
4. (jullie) libros son divertidos.
5. (onze) hijas están ahí.
6. (hun) sillas son verdes.

Bijvoeglijke naamwoorden

1. Los pitufos (azul)
2. La hermana es (alto)
3. El limón es (verde)
4. La manzana es (rojo)
5. La pizza es (rico)
6. El libro (naranja)

Slide 13 - Slide

VB: ¿Qué estudia Roberto?  > Él
  1. Victoria y Elena son dos amigas  >
  2. Estos chicos son muy simpáticos >
  3.  ¿A qué hora comen los españoles? >
  4. ¿Cuales idiomas habláis? >
  5. Estas chicas viven en Uithoorn >
  6. Pablo canta una canción preciosa >
  7. ¿Cómo te llamas? >
  8. Trabajo mucho en la clase >
  9. Bebemos zumo de naranja y café >
Welke persoonsvorm hoort in deze zin?
(kijk naar de namen of werkwoord-uitgangen)

Slide 14 - Slide

Klokkijken

1. Het is 13:20
2. Het is 17:40
3. Het is 15:15
4. Het is 16:55
5. Het is 12:45
Getallen

A. 15
B. 55
C. 76
D. 91
E. 22

Slide 15 - Slide

Aanwijzende voornaamwoorden

  1. (deze) silla es roja
  2. (dit) libro es interesante
  3. (deze) chicas son guapas
  4. (deze) profesoras son inteligentes
  5. (dit) cuaderno es pesado
  6. (deze) chicos son deportivos
Vertaal naar het Spaans

  1. Er zijn vijf ijsjes
  2. Er is een koekje
  3. Er zijn veel tomaten
  4. Er is een aardappel
  5. Er zijn weinig broden
  6. Er is rijst

Slide 16 - Slide

11

Slide 17 - Video

00:15
welke vorm van gustar zegt Eva?
A
me gusta
B
le gustan
C
te gustan
D
te gusta

Slide 18 - Quiz

Comunicación
Blz 47, ej 6, 7, 8

Slide 19 - Slide

00:24
¿Cuál es la especialidad de Eva?
¿Qué significa "especialidad?

Slide 20 - Open question

00:36
Wat zou "pepino" zijn?

Slide 21 - Open question

00:48
Escribe 4 ingredientes de esta receta

Slide 22 - Open question

00:59
Hoeveel mensen kunnen van dit recept eten?
A
3
B
4
C
14
D
geen idee

Slide 23 - Quiz

01:34
met welk ingrediënt begint Eva?

Slide 24 - Open question

02:30
wat is "un diente de ajo"?

Slide 25 - Open question

03:39
Welke drie ingredienten gaan er als laatste bij?
A
Brood, zout en olijfolie
B
olijfolie, azijn en suiker
C
olijfolie, peper en zout
D
olijfolie, azijn en zout

Slide 26 - Quiz

04:03
Ze zegt: "Es muy fácil"...
wat bedoelt ze?

Slide 27 - Open question

04:36
Kennelijk ging er iets mis bij de het maken van de Gazpacho... Wat?

Slide 28 - Open question

04:41
¿Te gusta el Gazpacho?
NO
NO SÉ, NUNCA HE PROBADO GAZPACHO

Slide 29 - Poll

Los posesivos 
Wat is een  bezittelijk voornaamwoord is?

Geef een voorbeeld in het NL.
het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans

Slide 30 - Slide

Los posesivos 
Het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans
Enkelvoud

Mi
Tu
Su
Nuestro/ Nuestra
Vuestro / Vuestra
Su
Meervoud

Mis
Tus
Sus
Nuestros/ Nuestras
Vuestros/ Vuestras
Sus


Mijn
Jouw
Zijn/ haar/ Uw
Ons /onze
Jullie
Hun / uw

Slide 31 - Slide

Trabajamos
Maak DEZE opdracht over 'ser'
Maak DEZE opdracht over 'tener'
Maak DEZE opdracht over 'bezittelijke vnw'
Maak DEZE opdracht over 'gustar'
Maak DEZE opdracht over 'gustar'


Slide 32 - Slide

Deberes
Voca Unidad 4 blz 107 NL-SP
1-60

Slide 33 - Slide