2.) paragraaf 2 stroom havo

Paragraaf 3.1 lading
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 3.1 lading

Slide 1 - Slide

welke deeltjes verplaatsen zich wanneer je voorwerpen langs elkaar wrijft?
A
neutronen
B
protonen
C
elektronen
D
quarks

Slide 2 - Quiz

Opbouw atoom
Proton
  • Kern
  • Positief geladen
  • Kan niet verplaatsen
Neutron
  • Kern
  • Niet geladen
  • Kan niet verplaatsen
Elektron
  • Negatief geladen
  • Kan verplaatsen

Slide 3 - Slide

stelling 1: je kunt een elektroscoop permanent laden door een geladen voorwerp vlak boven de elektroscoop te houden.
stelling 2: je kunt zien wat de lading (positief of negatief) van het voorwerp is dat boven de elektroscoop gehouden wordt.
stelling 3: je kunt met een elektroscoop bepalen hoe groot de lading van een voorwerp is.
welke stelling is waar?
A
stelling 1
B
stelling 2
C
stelling 3
D
geen van deze stellingen is juist

Slide 4 - Quiz

Elektroscoop

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Het PVC buisje is negatief
geladen, wat is de lading
van het glazen staafje?
A
positief
B
negatief
C
neutraal
D
dat kun je niet zeggen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Sam legt zijn beide handen op de bol
van de van der graaf generator. Leg uit
wat er gebeurd en welke lading de
haren van Sam krijgen.

Slide 9 - Open question

Lading
Elektronenstroom 
van A naar B
A en B ongelijke ladingen
A en B neutraal
zie het voorbeeld van de elektroscopen hieronder. probeer uit te leggen waarom een batterij na verloop van tijd geen spanning en stroom meer levert.

Slide 10 - Slide

 - Deel 1

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

U, I/Q en R
Spanning (U) - Volt (V) - Voltmeter
U
Stroomsterkte (I) - Ampère (A) - Ampèremeter
I
Weerstand (R) - Ohm (Ω) - Ohmmeter

R

Slide 14 - Slide

Symbool voor de grootheid spanning
A
I
B
U
C
A
D
V

Slide 15 - Quiz

Symbool voor de grootheid stroomsterkte
A
Ω
B
R
C
A
D
I

Slide 16 - Quiz

Symbool voor de eenheid spanning
A
I
B
U
C
A
D
V

Slide 17 - Quiz

Symbool voor de eenheid weerstand
A
Ω
B
R
C
A
D
I

Slide 18 - Quiz

Opdracht stroomsterkte

Slide 19 - Slide

Opdracht stroomsterkte
5000
0,3
30
0,075

Slide 20 - Slide

250 mA = ......... A
A
25
B
2,5
C
0,25
D
0,025

Slide 21 - Quiz

5 A = ......... mA
A
0,005
B
0,05
C
500
D
5000

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Schakeling tekenen

Slide 24 - Slide

Welk symbool is dit?
A
Zekering
B
Batterij
C
Voedingskast
D
Weerstand

Slide 25 - Quiz

Welk symbool is dit?
A
Stroommmeter
B
Ampèremeter
C
Spanningsmeter
D
Geen van allen

Slide 26 - Quiz

Wat voor symbool is dit?

Slide 27 - Open question

Serieschakeling

Slide 28 - Slide

Parallelschakeling

Slide 29 - Slide

Bekijk de afbeelding.
wat is de waarde die de
stroommeter met het ?-teken
aan geeft? (getal en eenheid!)

Slide 30 - Open question

Bijv. Een bel in een flat
Die kun je dan op begane grond 
en bij de deur boven bedienen
Bijv. Bij een kettingzaag
Hotelschakeling. Bijv. Licht bedienen 
boven en onderaan de trap

Slide 31 - Slide

Wisselschakelaar

Slide 32 - Slide

Brandt de lamp in de wisselschakeling?
A
JA
B
NEE

Slide 33 - Quiz

Wisselschakeling
Met twee wisselschakelaars kun je een wisselschakeling maken. Je kunt de lamp dan 
op twee verschillende plaatsen aan of uit doen.

Slide 34 - Slide

Opdracht
HAVO:
Opdrachtenboek blz. 54, opdracht 16 + 17
VWO:
Opdrachtenboek blz. 56, opdracht 18 + 19

Slide 35 - Slide