BS 10.2 Zwanger en bevallen 29-01-2024

10.2 Zwangerschap en bevalling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

10.2 Zwangerschap en bevalling

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wanneer een vrouw zwanger is.
2. Je kunt uitleggen hoe een kind groeit in de baarmoeder
3. Je kunt uitleggen hoe de bevalling gaat.
4.Je kunt uitleggen hoe zwangere vrouwen de baby laten onderzoeken.
5. Je kunt uitleggen hoe een tweeling ontstaat. 

Slide 2 - Slide


Bevruchting - innesteling
Een kern van een zaadcel versmelt met de kern van een eicel.

De bevruchting vindt plaats in de eileider!

Innestelling: na ongeveer 6 dagen zet het bolletje cellen zich vast in het dikke baarmoederslijmvlies. Dan is de vrouw zwanger.

Slide 3 - Slide

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo. Sterft het embryo in de eerste fase dan heet dat een miskraam. 

2. van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus. 

Slide 4 - Slide

Placenta
Plaats waar embryo is ingenesteld groeit placenta/moederkoek. In de placenta zitten haarvaten (hele dunnen bloedvaten waar gaswisseling plaats kan vinden)

Vruchtwater en vruchtvliezen beschermen kindje tegen stoten

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Navelstreng
3 bloedvaten:
2 navelstrengslagaders
1 navelstrengader

voedingstoffen en zuurstof gaan vanuit het bloed van de moeder naar het bloed van het kind. VIA de NAVELSTRENGADER

Slide 7 - Slide

Navelstreng
Koolstofdioxide en andere afvalstoffen gaan door de 2 NAVELSTRENGSLAGADERS vanuit het bloed van het kind naar het bloed van de moeder.

Slide 8 - Slide

Maakwerk
Maken werkboek blz. 23 t/m 30
opdrachten: 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 12, 14c

Slide 9 - Slide

10.2 Zwangerschap en bevalling
Deel 2

Slide 10 - Slide

Leerdoelen 29-01
1. Je kunt uitleggen wanneer een vrouw zwanger is.
2. Je kunt uitleggen hoe een kind groeit in de baarmoeder
3. Je kunt uitleggen hoe de bevalling gaat.
4.Je kunt uitleggen hoe zwangere vrouwen de baby laten onderzoeken.
5. Je kunt uitleggen hoe een tweeling ontstaat. 

Slide 11 - Slide

Welk voorbehoedsmiddel voorkomt op welke manier een zwangerschap?

Slide 12 - Drag question

bevruchting + eerste deling van de eicel
bolletje cellen gaat door de eileider heen
eisprong
innesteling
ontstaan van een bolletje cellen

Slide 13 - Drag question

Innesteling
Ovulatie
Menstruatie

Slide 14 - Drag question

In deze drie fasen verloopt de bevalling, welk begrip hoort bij het plaatje?
Ontsluiting 
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 15 - Drag question

Hiernaast zie je 3 afbeeldingen van prenataal onderzoek. Sleep de juiste naam naar de juiste afbeelding.
Vruchtwaterpunctie
Vlokkentest
Echo

Slide 16 - Drag question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Tweeling

Slide 19 - Slide

Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling
timer
0:20

Slide 20 - Drag question

Placenta of placenta's?
Bij een 2-eiige tweeling; altijd twee placenta's.

Een 1-eiige tweeling kan 1 of of 2 placenta's hebben. Is de splitsing vóór innesteling dan 2 placenta's. Is de splitsing ná innesteling 1 placenta.

Slide 21 - Slide

Maakwerk
M. werkboek v.a. blz. 32
opdrachten 16, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28

Slide 22 - Slide

Paragraaf 10.3
Leerdoelen
1. Je kunt de verschillende levensfasen benoemen
2. Je kunt uitleggen welke hormonen ervoor zorger dat iemand een puber wordt. 

Slide 23 - Slide

Levensfasen
Levensfasen: de verschillende fasen in een mensenleven.

Er vindt in de verschillende fasen veranderingen plaats: ontwikkeling

- Lichamelijke ontwikkeling: lichaam verandert of je leert je lichaam te gebruiken.

- Geestelijke ontwikkeling: je leert met je hersenen. 

Slide 24 - Slide

Hypofyse
Hormonen worden gemaakt in hormoonklieren. 

De hypofyse maakt het groeihormoon (groeispurt)

EN maakt een hormoon dat de geslachtsorganen aanzet tot het maken van hormonen. Bij jongens de teelballen, testosteron, voor het maken van zaadcellen en bij meiden de eierstokken, oestrogeen, voor het rijpen van een eicel. 

Slide 25 - Slide