Staal herhaling blok 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Noem een 'militairwoord'.

In welke tijd staat de zin?
Het gebeurt.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Voltooide tijd

In welke tijd staat de zin?
Zij is gestrand.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Voltooide tijd

In welke tijd staat de zin?
Lotte besteedt.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Voltooide tijd

In welke tijd staat de zin?
De mannen verbonden.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Voltooide tijd

Woord 1

Woord 2

Woord 3

Zin 1

Zin 2

Eén hyena, twee....

Eén filiaal, twee....

De manege, twee....

Noem de persoonsvorm.
De juf leest de antwoorden voor.

Noem de persoonsvorm.
Stan gaf zijn boekbespreking.

Noem de persoonsvorm.
Madelijn heeft een nieuwe puppy.

Einde van de les