4H: argumenteren, ON lezen: 63, 64, 65, 66 & ON schrijven: 77

4H: argumenteren
Op Niveau blok 3 paragraaf 63, 64, 65 (lezen) en 77 (schrijven)
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4H: argumenteren
Op Niveau blok 3 paragraaf 63, 64, 65 (lezen) en 77 (schrijven)

Slide 1 - Slide

Je hebt voor de vakantie kennis gemaakt met het schrijven van een betoog. Hoe is dit gegaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Wat weet je nog van de opbouw van een betoog?

Slide 3 - Mind map

Maak je betoog af.
Als je (al) klaar bent: lezen uit je leesboek! :)
timer
20:00

Slide 4 - Slide

Pauze
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Lesdoelen
- Je kan verschillende soorten argumenten onderscheiden (in je eigen betoogje)
- Je weet wanneer argumenten valide zijn. 
- Je begrijpt dat je in een betoog voor- en tegenargumenten gebruikt om overtuigender te zijn. 

Slide 6 - Slide

[63] Standpunt, argumenten en argumentatie
  • Standpunt/stelling: een uitspraak of bewering over een bepaald onderwerp. 
Bijvoorbeeld:  'Roken op schoolpleinen moet verboden worden.'
  • Argument: waarmee je iemand probeert te overtuigen van je stelling. 
Bijvoorbeeld: 'Roken is slecht voor de gezondheid.'
  • Tegenargument: een argument dat jouw standpunt ontkracht. Door deze te gebruiken en te weerleggen met goede argumenten, wordt jouw standpunt sterker. 
  • Argumentatie: het geheel van gegeven (tegen)argumenten bij je stelling.

Slide 7 - Slide

[64] Objectieve en subjectieve argumenten
Objectieve argumenten: 
  • Gebaseerd op feiten en dus controleerbaar. 
  • Noem je een bewijs. 

Subjectieve argumenten: 
  • Waarderende uitspraken: gebaseerd op een mening, gevoel of overtuiging.
  • Een standpunt is ook een subjectieve uitspraak. 

Slide 8 - Slide

Zijn subjectieve argumenten per definitie slecht om te gebruiken?

Slide 9 - Slide

[64] Objectieve en subjectieve argumenten
Objectieve argumenten zijn vaak overtuigender dan subjectieve argumenten. Subjectieve argumenten kunnen echter ook nuttig zijn als je ze onderbouwt met een valide argumenten. 

Valide argumenten: 
  • Het moet kloppen. 
  • Het moet relevant zijn voor je standpunt. 

Slide 10 - Slide

Objectief of subjectief?
'Als je op jonge leeftijd gaat beginnen met roken, is een verslaving vaak sterker en is de kans op stoppen kleiner.'
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 11 - Quiz

Objectief of subjectief?
'Ik vind ook dat de jongeren die roken op het schoolplein niets verkeerd doen, omdat ze niet mensen lastig vallen.'
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 12 - Quiz

Objectief of subjectief?
'Door te roken kan je andere mensen ook longschade geven, bijvoorbeeld door middel van meeroken.'
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 13 - Quiz

Objectief of subjectief?
'Maar als je dicht bij een school gaat wonen kan je dat verwachten dat dat soort dingen gebeuren.'
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 14 - Quiz

[65] Soorten argumenten
Des te meer valide argumenten je gebruikt, hoe sterker je argumentatie is! 
Je kan verschillende soorten argumenten gebruiken.

Alle hierna volgende soorten argumenten kunnen zowel invalide als valide zijn. 

Slide 15 - Slide

[65] Soorten argumenten (p. 224-225)
Je kan argumenten maken op basis van: 
  • Controleerbare feiten of onderzoek
  • Empirisch argument: ervaring
  • Gezagsargument: gezag of autoriteit
  • Analogie: vergelijking
  • Voorbeelden
  • Nuttige of gewenste gevolgen 
  • Ongewenste gevolgen
  • Veronderstellingen of vermoedens
  • Moreel argument: persoonlijke overtuiging of geloof
  • Emotioneel argument: emoties

Slide 16 - Slide

[65] Soorten argumenten: opdracht
  1. Lees je eigen betoog nogmaals door. 
  2. Maak een tabel  en verdeel je argumenten in de categorie objectief en subjectief.
  3. Noteer daarna voor elk argument welke soort dit is (p.266-267). 


Slide 17 - Slide

Heb je met name objectieve of subjectieve argumenten gebruikt?
Objectief
Subjectief

Slide 18 - Poll

Valide en invalide argumenten [64]
  1. Lees het betoog van je buur.
  2. Maak voor het betoog van je buur een tabel met 'valide' en 'invalide' argumenten. 
  3. Geef hierna een antwoord op de vraag: 'Vind je het betoog van je klasgenoot overtuigend en waarom?'
  4. Deel je bevindingen met je buur.

Valide argumenten:
- Het moet kloppen.
- Het moet relevant zijn voor je standpunt. 

Slide 19 - Slide

Aan het werk! :)
timer
15:00

Slide 20 - Slide

Hoe kan je je eigen betoog overtuigender maken?
Focus in je antwoord op het type argumenten dat je hebt gebruikt en of deze wel of niet valide zijn.

Slide 21 - Open question

Lesdoelen
- Je kan verschillende soorten argumenten onderscheiden. 
- Je weet wanneer argumenten valide zijn. 
- Je begrijpt dat je in een betoog voor- en tegenargumenten gebruikt om overtuigender te zijn. 

Slide 22 - Slide


Zijn de lesdoelen bereikt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Lesdoelen
- Je kan de betrouwbaarheid van een bron beoordelen.
- Je kan de bruikbaarheid van een bron beoordelen. 
- Je kan argumenten uit een betrouwbare bron toevoegen aan je betoog. 

Slide 24 - Slide

Zet de teksten (zie Teams) op volgorde van betrouwbaarheid. 
Van meest onbetrouwbaar naar meest betrouwbaar. 
Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3
Tekst 4

Slide 25 - Drag question

Zet de teksten (zie Teams) op volgorde van bruikbaarheid. 
Van meest onbetrouwbaar naar meest betrouwbaar. 
Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3
Tekst 4

Slide 26 - Drag question

Waren de betrouwbaarste teksten voor jou ook altijd de meest bruikbare teksten? Waarom?

Slide 27 - Mind map

Kenmerken van een bruikbare tekst [77]
Past de informatie bij mijn (onderzoeks)vraag? 
  • Onderwerp
  • Vraag- of probleemstelling (vaak in de inleiding)
  • Hoofdgedachte
  • Beoogd publiek
  • Is de informatie nieuw en/of voegt dit iets toe aan de informatie die je al hebt? 

Slide 28 - Slide

Kenmerken van een betrouwbare tekst [77]
  • Tekstdoel: wat wil de tekst bereiken?
  • Schrijver: is de schrijver objectief? 
  • Bron: waar komt de tekst vandaan?
  • Datum: is de informatie nog actueel? 
  •  Argumentatie: zijn de argumenten valide? (zie ook paragraaf [70-73] in Op Niveau)
  • Consistentie: wordt er één gedachtegang of argumentatielijn gevolgd? 
  • Presentatie: is de tekst goed verzorgd? 
  • Taalgebruik: is het taalgebruik correct en neutraal?

Slide 29 - Slide

Welke bronnen heb je gebruikt voor het schrijven van je betoog?
Geen bronnen
Eigen ervaringen
Ervaringen van anderen
Nieuws-berichten
Wetenschap- pelijk onderzoek
Een internetforum
Cijfers van het CBS
Documenten van de overheid
Het schoolplan
Anders

Slide 30 - Poll

Brongebruik opdracht
  1. Zoek op het internet naar betrouwbare en bruikbare bronnen. 
  2. Noteer een aantal argumenten uit die bronnen. 
  3. Let op: dit kunnen ook tegenargumenten zijn die je vervolgens (met valide argumenten) weerlegt!
  4. Voeg deze argumenten toe aan je betoog. 

Slide 31 - Slide

Lesdoelen
- Je kan de betrouwbaarheid van een bron beoordelen.
- Je kan de bruikbaarheid van een bron beoordelen. 
- Je kan argumenten uit een betrouwbare bron toevoegen aan je betoog. 

Slide 32 - Slide


Zijn de lesdoelen bereikt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll