This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
hst 5 chemische reacties
Slide 1 - Slide
programma les 1;
max 10 min vragen hst 4
hst 5 chemische reacties (
- kenmerken verbrandingsreacties
- verschil onvolledig/volledige verbranding
- aantoningsreacties
Kijk je hw zelf na en verbeter met behulp van antwoordenboek B bij jaarmateriaal in classroom.
Slide 2 - Slide
verbrandingsdriehoek( 1 ding weghalen--> blussen)
Ontbrandingstemperatuur:
Komt de temperatuur daar boven gaat die brandstof branden (dit verschilt per stof-> stofeigenschap) Bij blussen met water verdampt het water -> de brandstof koelt daardoor af tot onder de ontbrandingstemperatuur
Slide 3 - Slide
bij snelle verbrandingen ontstaan:
warmte
vlammen =brandend gas
soms rook(= gas +vaste deeltjes
soms vonken(=vaste gloeiende deeltjes)
vaak as
reactieverschijnselen bij verbranding
Slide 4 - Slide
volledige verbranding koolwaterstoffen
kleurloze of blauwe vlam
CxHy + O2(g) --> H2O(l) + CO2(g)
koolstofdioxide is een broeikasgas . Als dit ontstaat bij het verbranden van fossiele brandstoffen dan ontstaat versterkt broeikaseffect
onvolledige verbranding koolwaterstoffen
oranje of gele vlam
CxHy+ O2(g)--> H2O(l)+ C(s) + CO(g)
koolstofmonoxide (=kolendamp) is een dodelijk gas
koolstofmonoxide is zwaar (net als koolstofdioxide), kleur- en geurloos en voorkomt opname van zuurstof -> je stikt
Als de brandstof ook zwavel bevat ontstaat bij verbranding altijd zwaveldioxide SO2(g)
Slide 5 - Slide
langzame verbrandingen (ontstaat geen vlam wel warmte)
b.v. verteren van voedsel of het oxideren van metalen
Ook hierbij ontstaat altijd WARMTE
Algemene notatie van verbrandingen:
brandstof + zuurstof--> verbrandingsproduct(en)
verbrandingsproducten zijn oxides (verbindingen met zuurstof)
water en koolstofdioxide kun je aantonen (= bewijzen) zie slides hierna
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
programma 19 mei
demo aantoningsreactie 5.1
hw was te ver opgegeven dus eerst uitleg over 5.2 en dan zelf aan de slag.
(1 t/m 5 was al werk geweest voor de toets) je maakt 5.2 af
eerder klaar? dan werk je verder aan 5.3
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
dus als je wilt bewijzen dat je een koolwaterstof verbrandt:
Daarvoor maak je gebruik van een Reagens= stof die een andere stof zichtbaar maakt
Water toon je aan met wit kopersulfaat want dat wordtblauw
Koolstofdioxide toon je dus aan met helder kalkwater want dat wordt troebel en wit
moet je aantonen (= bewijzen) dat de onzichtbare verbrandingsproducten waterdamp en koolstofdioxide zijn ontstaan.
Slide 10 - Slide
b.v aantonen dat hout een koolwaterstof is met een proef
verbrand de brandstof
vang de verbrandingsgassen op en laat ze door deze opstelling gaan
als waterdamp bij het witte kopersulfaat komt kleurt dit blauw
als koolstofdioxide door kalkwater gaat wordt dit troebel en wit
nu heb je beide stoffen aangetoond =bewezen
conclusie: hout is een koolwaterstof
Slide 11 - Slide
aan de slag
Leren 5.1 en maken 1 t/m 7 + 10 ((b+c niet)
Kijk je hw zelf na en verbeter met behulp van antwoordenboek B bij jaarmateriaal in classroom.
Slide 12 - Slide
Belangrijke aantoningsreacties
aan te tonen stof
indicator/aan-toningsproef
waarneming
water
wit kopersulfaat
wit kopersulfaat wordt blauw in contact met water
koolstof-dioxide
kleurloos/helder kalkwater
wordt troebel en wit als er CO2 doorheen gaat
waterstof
gas opvangen en aansteken
je hoort een blaffend geluid
zuurstof
gloeiend voorwerp erbij
voorwerp gaat feller branden
zwaveldioxide
joodwater
geel joodwater ontkleurt
Slide 13 - Slide
aan de slag
Afmaken 5.1
daarna werken aan hw: leren 5.2 en (af)maken 1, 2,4 t/m 10
eerder klaar? dan werk je verder en maak je 5.2 af
Kijk je hw zelf na en verbeter met behulp van antwoordenboek B bij jaarmateriaal in classroom.
Slide 14 - Slide
5.2 reactievergelijkingen en naamgeving
vragen hw?
systematische naamgeving uitleg
herhaling reactievergelijking opstellen en kloppend maken
Slide 15 - Slide
Naamgeving moleculaire stoffen:
hoeveel atomen van elke soort in verbinding
atoomsoorten uit tabel 1 in de stof--> naam eindigt altijd op .........ide
telwoorden: tabel 2 wat in de naam voor de atoomsoort staat, staat in de formule erachter
b.v. difosforpentaoxide (P2O5)
moleculaire stoffen bevatten nooit metaalatomen
veel stoffen hebben een triviale naam, zie binas tabel 42
tabel 1 in boek vervoegingen
tabel 2 griekse naamwoorden
voorbeelden naamgeving
Slide 16 - Slide
programma 19 mei
uitdelen inleveropdr
video wat zie je in de spiegel
start 6.4 snel uitleg daarna verder werken
hw: leren 6.4 en afmaken (inclusief nakijken en verbeteren zie uitw boek B bij jaarmateriaal in de classroom)
Slide 17 - Slide
langzame verbrandingen/oxideren (ontstaat geen vlam wel warmte)
b.v. verteren van je voedsel of het oxideren van metalen (= reactie aangaan met zuurstof).
Ook hierbij ontstaat altijd WARMTE
Algemene notatie van verbrandingen:
brandstof + zuurstof--> verbrandingsproduct(en)
verbrandingsproducten zijn vaak oxides (verbindingen met zuurstof)
Slide 18 - Slide
aan de slag
maken van 5.1 opg 10 (b+ c niet)
hw: goed lezen 5.2
maken van 5.2 opg 1, 5,6 en 7 t/m 13
Slide 19 - Slide
par 5.3 rekenen aan reacties
vragen hw? bespreken hw 10 min (cl2 nog par 2 bespreken!)
wet van behoud van massa,(massa gaat nooit verloren!)
massaverhouding
bespreken hw vervolg of zelf aan het werk met hw volgende week
Slide 20 - Slide
stel een kloppende reactievergelijking op
stoffen reageren altijd met elkaar in een zelfde verhouding
vul alle gegevens in een verhoudingstabel in en bereken je onbekende
of werk met kruislingsvermenigvuldigen z.o.z.
Rekenen aan reacties met de Wet van behoud van massa
(Massa gaat nooit verloren!)
Hoeveel aluminium is er dan nodig om 10 g aluminiumoxide te maken?
Oplossing: opl: Mg x 17 g = 9 g x 10 g dus Mg = 90 g = 5,29411 g 5 g 17
Controle: 5,29 x 17 = 9x 10 = 90 klopt!
Hoeveel magnesium nodig om 10 g magnesiumoxide te maken?
≈
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
aan de slag
leren 5.3 maken: 5, 7, 10 + maken par 5.4: 1 t/m 3, 5, 7, 9
Slide 24 - Slide
5.4 versterkt broeikaseffect
verschil natuurlijk en versterkt broeikaseffect
oorzaken van versterkt broeikaseffect
gevolgen versterkt broeikaseffect
Slide 25 - Slide
C en H atomen blijven opgeslagen in hout (= glucose) bij verbranding ontstaat weer CO2 (en H2O )
bij het verbranden van fossiele brandstoffen wordt deze kringloop verstoord omdat er te veel tijd tussen opname en afgifte van CO2zit dus versterkt broeikaseffect.
bij het verbranden van biobrandstoffen wordt de kringloopniet verstoord --> geen extra CO2 in de atmosfeer dusgeenversterkt broeikaseffect.)
koolstofdioxidekringloop in planten: normaal altijd +- evenveel CO2 in dampkring
Eerst fotosynthese daarna verbranding (of rotten)
volledige verbranding organisch materiaal altijd
(CxHY)+ O2(g)--> CO2 (g)+H2O(l)
Slide 26 - Slide
Ontstaat door broeikasgassen ( b.v. H2O en CO2 )in de dampkring.
Deze gassen houden een deel van de warmte van de zon vast
Broeikaseffect is nodig om leven te laten ontstaan.
Zonder dampkring zijn de temperatuurverschillen op aarde daarvoor te groot.
Natuurlijk broeikaseffect (links)
Slide 27 - Slide
stijging van broeikasgassen zoals H2O en CO2 in dampkring waardoor:
gemiddelde temperatuur stijgt
verandering klimaat: sommige plekken droger andere plekken juist vochtiger
smelten poolijs en stijging waterspiegel
uitsterven dieren en planten en meer kans op epidemie
Versterkt broeikaseffect (rechts)
Door verbranding van fossiele brandstoffen
Slide 28 - Slide
Duurzaamheid
Slide 29 - Slide
Duurzaamheid
Duurzaamheid="proberen te voldoen aan de behoeften van het heden, zonder de behoeften in de toekomst te beperken ".
Zo mens- en millieuvriendelijk mogelijk produceren zonder te aarde uit te putten.
Slide 30 - Slide
Groene Chemie
Ga veilig om met chemicalien
Verbruik weinig energie en grondstoffen
Recycle grondstoffen =hernieuwbare grondstoffen
Recycle energie/ gebruik groene energie
Produceer zo min mogelijk afval -> hergebruik
Denk om de toekomst
Slide 31 - Slide
Rekening houden met de toekomst
Grondstoffen raken op dus koop niet onnodig en recycle !!
Plastic
Elektrische apparaten
Papier, kleding etc.
Energieverbruik:
Ga zuinig om met energie (extra trui, energiezuinige apparaten, isoleren, moet je vliegen?)
Gebruik alternatieve energie-bronnen
Gebruik rest-warmte voor elders in het proces
Iedereen maakt zijn eigen keuzes, begin ergens en kies slim!!
Slide 32 - Slide
verwerking:
leren 5.2 en 5.4
afmaken 5.2 t/m 14
Slide 33 - Slide
programma 2 juni
vragen hw?
oefenen met reactievergelijkingen opstellen en kloppend maken
daarna oefenquiz
start hst 6.1 uitleg daarna zelf aan de slag met hw
hw: leren 6.1 en maken 1 t/m 4 en maken test jezelf 5.1
toets hst 5 op 12 juni
in toetsweek: hst 4, hst 5 (zonder 5.3 ) en klein stukje hst 6
Slide 34 - Slide
Neem over en maak in je schrift
noteer het reactieschema (= in woorden) met toestands-aanduiding (s) =vast, (l) =vloeibaar, (g) = gasvormig
noteer daarna in symbolen (check of je voor én na de reactie dezelfde atoomsoorten hebt)
kloppend maken
Slide 35 - Slide
stel bij de volgende situaties de reactievergelijking op; eerst in woorden, dan in symbolen en maak kloppend
bij de verbranding van waterstof wordt er waterdamp gevormd.
Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide met de formule Fe2O3
Bij de onvolledige verbranding van ethaan C2H6 (g) ontstaat naast water nog een andere stof
timer
5:00
Slide 36 - Slide
verbranding van waterstof
waterstof + zuurstof --> waterdamp
H2(g)+O2(g)−−>H2O(g)
2H2(g)+O2(g)−−>2H2O(g)
Slide 37 - Slide
bij het roesten van ijzer onstaat ijzeroxide Fe2O3
ijzer + zuurstof --> ijzeroxide
Fe(s)+O2(g)−−>Fe2O3(s)
4Fe(s)+3O2(g)−−>2Fe2O3(s)
Slide 38 - Slide
onvolledige verbranding van ethaan (= C2H6(g)) waarbij waterdamp en 1 andere stof ontstaan