Thema Transport en afweer Basis

Transport en afweer
Thema 11
Basisstof 1 t/m 6 (blz 98 t/m 164 en 174 t/m 181)
1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Transport en afweer
Thema 11
Basisstof 1 t/m 6 (blz 98 t/m 164 en 174 t/m 181)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 1
Vragen vooraf
  • wat is bloed?
  • waarvoor heb je bloed nodig?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

      Leerdoelen
BS1
11.1.1 Je kunt de bestanddelen van bloed noemen.

11.1.2 Je kent de kenmerken en functies van bloedplasma.
11.1.3 Je kent de kenmerken en functies van bloedcellen en bloedplaatjes.
11.1.4 Je kunt uitleggen wat leukemie is.
11.2.1 Je kunt uitleggen wat de bloedsomloop is.
11.2.2 Je kunt de bloedsomloop indelen in de kleine en de grote bloedsomloop.
11.2.3 Je kent de functies van de kleine en de grote bloedsomloop. 





Slide 3 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

De samenstelling van bloed
Bloedplasma: Waterig deel van het bloed met plasma eiwitten en andere opgeloste stoffen.
Rode bloedcellen: Ronde bloedcellen zonder celkern; vervoeren zuurstof.
hemoglobine: Eiwit in rode bloedcellen dat zorgt voor de binding met zuurstof.
Witte bloedcellen: Onregelmatig gevormde bloedcellen met celkern; maken ziekteverwekkers onschadelijk.
Bloedplaatjes: Delen van cellen zonder celkern; belangrijk voor de bloedstolling.


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Het ontstaan van rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes uit stamcellen in het rode beenmerg.


Het rode beenmerg bevindt zich in de koppen van pijpbeenderen (opperarmbeen en dijbeen) 
en
in platte beenderen 
(ribben en heupbeenderen).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Witte bloedcellen maken bacteriën onschadelijk door ze in te sluiten.
Er zijn drie typen witte bloedcellen:
• witte bloedcellen die dode celresten opruimen.
• witte bloedcellen die antistoffen maken tegen ziekteverwekkers.
• witte bloedcellen die bacteriën doden.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Bloedplaatjes = Bloedstolling

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Leukemie(Beenmergkanker)
In het beenmerg kan leukemie ontstaan. Dit is een ziekte waarbij heel veel onrijpe witte bloedcellen worden gevormd. De witte bloedcellen functioneren niet goed. Het lichaam is daardoor niet goed beschermd tegen infecties. Bij leukemie worden er ook minder rode bloedcellen en bloedplaatjes gevormd. Leukemie is een vorm van kanker.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 2: Bloedsomloop

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

kleine bloedsomloop: Bloedsomloop tussen het hart en de longen.
grote bloedsomloop: Bloedsomloop tussen het hart en de rest van het lichaam.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Let op de stroomrichting van het bloed en op de kleuren blauw en rood

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Bs. 1 opgave:







1,3,5,6,8,9.
Bs. 2 opgave:
1,2,4,5,6,7. 
















Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Planning 20 januari
  1. Maken bladzijde 110-115
  2. Maken op de laptop Test-je-zelf: basisstof 11.1 en 11.2
  3. Uitleg basisstof 3: De bloedvaten 
  4. Maken bladzijde 117-127

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

      Leerdoelen
bs. 3+4
11.3.1 Je kent de bouw en functies van de drie typen bloedvaten.



11.3.2 Je kunt de samenstelling van het bloed in een slagader of ader aangeven.
11.3.3 Je kunt in het bloedvatenstelsel van een mens slagaders en aders benoemen.
11.4.1 Je kunt de delen en functies van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen.
11.4.2 Je kent de werking van de kleppen van het hart.
11.4.3 Je kunt beschrijven hoe een hartslag verloopt. 




Slide 15 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

slagader: Bloedvat dat bloed van het hart naar de organen vervoert.
haarvaten: Bloedvaten met een wand van één cellaag dik.
ader: Bloedvat dat bloed van de organen naar het hart vervoert.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Bouw van de bloedvaten

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

De meeste aders en slagaders hebben de naam van het orgaan waar ze vandaan komen of naartoe lopen. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

andere namen
Aorta (grootste slagader)
Holle ader (grootste ader)
Krans(slag)ader (op het hart)
Poortaders (van darm naar lever)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Lever
Een functie van de lever is het constant houden van de bloedsuikerspiegel
Als het bloed in de poortader veel glucose bevat, zet de lever glucose om in glycogeen.
Als het glucosegehalte van het bloed te laag wordt, zet de lever glycogeen weer om in glucose.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Maken
Bladzijde 117-127

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Link

This item has no instructions

Ligging van het hart 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Werking van het hart 
hartritme (hartslagfrequentie):Snelheid waarmee het hart samentrekt.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Bs. 3 opgave:







1 t/m 4 + 8 t/m 12
Bs. 4 opgave:
1,2,3,5,6.
 















Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Aflsluiting BS 3+4
 Hier Lesdoel vragen maken.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Activering bs.5+6
Corona vaccin?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

      Leerdoelen
bs. 5+6
11.5.1 Je kunt de gevolgen van hart- en vaatziekten noemen.

11.5.2 Je kunt aangeven hoe je de kans op hart- en vaatziekten kunt verkleinen.
11.6.1 Je kunt beschrijven hoe je je tegen ziekteverwekkers kunt beschermen.
11.6.2 Je kunt het belang uitleggen van inentingen en antibiotica. 


Slide 34 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Oorzaken hart- en vaatziekten
  • Erfelijke aanleg
  • Ongezonde leefstijl
  • Overgewicht
  •  Roken
  • Te weinig beweging
  • Te zware inspanning
  • Stress

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Link

This item has no instructions

Bij slagaderverkalking (atherosclerose) ontstaan vernauwingen in de slagaders  door afzetting van cholesterol tegen de wanden.
 kleine beschadigingen aan de wanden van de bloedvaten ontstaan onder andere door stress en door roken.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

hartinfarct (hartaanval)
Een deel van de hartspier krijgt geen zuurstof meer.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

hartritmestoornis
Verstoring van het normale hartritme.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Afweer

Bescherming van het lichaam tegen het binnendringen en vermenigvuldigen van ziekteverwekkers.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Infectie
infectie: Ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen en vermenigvuldigen zich.

Lichaamsvreemde stoffen: Stoffen die niet in je lichaam thuishoren.( Ziekteverwekkers:  bacteriën, virussen, schimmels of dieren). Kunnen je lichaam binnenkomen via de luchtwegen, via het darmkanaal of via de huid.


Slide 41 - Slide

This item has no instructions

De afweer bestaat uit verschillende delen: 

  • Op de huid zit een laagje talg
  •  In je mondholte, neusholte, longen en darmen zitten slijmvliezen
  • Maagsap bevat zoutzuur en doodt veel ziekteverwekkers
  • witte bloedcellen maken bacteriën en andere ziekteverwekkers onschadelijk door ze in te sluiten.
koorts:
Verhoogde lichaamstemperatuur die de ontwikkeling van ziekteverwekkers tegengaat.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

antibioticum
Medicijn waarmee bacteriën worden bestreden/gedood.

Andere ziekteverwekkers zoals schimmels en virussen gaan niet dood door antibiotica.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Afweer door witte bloedcellen
Antistoffen zijn speciale stoffen die tegen één bepaalde ziekteverwekker werken.

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Om te voorkomen dat je ziek wordt, is goede hygiëne belangrijk.
immuun
Niet vatbaar voor een bepaalde ziekteverwekker.

inenting
Zorgt ervoor dat witte bloedcellen weten welke antistoffen ze moeten maken tegen een bepaalde ziekteverwekker.

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag







Bs. 5 opgave:
1 t/m 5+ 8.
Bs. 6 opgave:
1 t/m 6. 
















Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Aflsluiting BS5+6
 Hier Lesdoel vragen maken.

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Slide 48 - Video

This item has no instructions

Slide 49 - Video

This item has no instructions

Slide 50 - Video

This item has no instructions

Slide 51 - Video

This item has no instructions

Slide 52 - Video

This item has no instructions