Spelling 3.5 - 2 kgt

Spelling 3.5 - 2 kgt
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling 3.5 - 2 kgt

Slide 1 - Slide

Lesdoel
- Je weet hoe je het voltooid deelwoord van werkwoorden met ge-, be-, her-, ver- en ont- schrijft.

- Je weet hoe je het voltooid deelwoord van splitsbare werkwoorden schrijft.

Slide 2 - Slide

Het voltooid deelwoord (vd) is
A
een persoonsvorm
B
een zelfstandig naamwoord
C
een vorm van het werkwoord

Slide 3 - Quiz

Voltooid deelwoord van werkwoorden met 
ge-, be-, her-, ver- en ont- 
Je kunt een voltooid deelwoord herkennen doordat in de zin altijd een persoonsvorm van hebben, zijn of worden staat.

Zij gedragen (pv) zich de hele middag goed.
Zij hebben (pv) zich de hele middag goed gedragen (vd).

Slide 4 - Slide

In welke zin staat een voltooid deelwoord?

1. Hij verhuist naar Amsterdam.
2. Hij is naar Amsterdam verhuisd.
A
zin 1
B
zin 2

Slide 5 - Quiz

In deze zin staat een voltooid deelwoord.

Dat gebeurt bijna nooit.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

In deze zin staat een voltooid deelwoord.

De dokter heeft de wond op mijn been gehecht.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

In deze zin staat een voltooid deelwoord.

Ik herinner me dat echt niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Voltooid deelwoord van splitsbare werkwoorden
Een splitsbaar werkwoord bestaat uit een werkwoord en een ander woord. Bij het voltooid deelwoord komt het voorvoegsel 
-ge tussen de twee delen.

Je moet dat touw nog vastmaken
Hij maakt dat touw straks even vast.
Ik heb dat touw al vastgemaakt

Slide 9 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van opletten?

Slide 10 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van nakijken?

Slide 11 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van geheimhouden?

Slide 12 - Open question

Geef een voorbeeld van een sterk werkwoord.

Slide 13 - Mind map

Sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoord
verandert in de verleden tijd van klank 
 smelten - smolten

Zwakke werkwoord 
verandert in de verleden tijd niet van klank, 
maar je schrijft dan -de(n) of -te(n) achter de ik-vorm
maken - maakten

Slide 14 - Slide

Wat is een sterk werkwoord?
A
schilderen
B
roepen

Slide 15 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
vragen
B
darten

Slide 16 - Quiz

Voltooid deelwoord van sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -(e)n
smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d 
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Slide 17 - Slide

Voltooid deelwoord zwakke werkwoorden
 eindigt op -t of -d

eindigt de stam van het werkwoord op een medeklinker uit 
'T eX-KoFSCHiP ?
JA? --> eindigt op -t
NEE? --> eindigt op -d

geloven: Zij hebben hem nooit geloofd.
raken: Hij heeft de bal niet geraakt.

Slide 18 - Slide

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van verhuizen?
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 19 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van bepalen?
A
bepaalt
B
bepaald

Slide 20 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van remmen?
A
geremd
B
geremt

Slide 21 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van schoppen?
A
geschopd
B
geschopt

Slide 22 - Quiz