06. 2 BKT 1.5/1.6 Inkomen (26-9)

• Economie
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1,2

H1 Zakgeld en inkomen

B) Paragraaf 5: Lonen verschillen

KT) Paragraaf 6: Inkomen en beroep

Vandaag

Huiswerk bespreken

Uitleg H1.5 B + 1.6 KGT

Vragen beantwoorden

Huiswerk

BK

Maken Hoofdstuk 1:

paragraaf 1 tm 4 +
Rekentrainers
Leren Hoofdstuk 1:

paragraaf 1 tm 4

KGT

Maken Hoofdstuk 1:

paragraaf 1 tm 4 +

Rekentrainers

Leren Hoofdstuk 1:

paragraaf 1 tm 4

Huiswerk 26 september

Rekentrainer

Controleren

Doel 

B: Ik kan verschillende redenen noemen voor een hoger loon.

KGT: 

• Ik kan aangeven welke inkomstenbronnen er zijn.
• Ik kan uitleggen wat de oorzaken
  zijn van inkomensverschillen.
  
• Ik kan uitleggen welke keuzes je
  moet maken voor een beroep. 
  

inkomen uit bezit, huur, rente, winst

Redenen voor een hoger loon

• Meer uren maken
• Avond- of nachtdienst
• Gevaarlijk werk
• Meer ervaring
• Hogere opleiding
• Uitzonderlijk werk

Hoogte van inkomen afhankelijk van:

1. De leeftijd.
2. De zwaarte van het werk. (gevaarlijk werk)
3. De vraag die er naar een beroep is. ( uitzonderlijk werk)
4. De verantwoordelijkheid die je krijgt.
5. Op onregelmatige tijden werken

Kiezen van beroep:

• de hoogte van loon
• je geschiktheid voor werk
• de aard van werk bevalt

Vooruitblik

Volgende les is paragraaf 5 voor KGT

Afronding hoofdstuk voor B

Je leert over uitgeven en sparen en rentes.

BK

Maken Hoofdstuk 1:

paragraaf 1 tm 5 +
Rekentrainers
Leren Hoofdstuk 1:

paragraaf 1 tm 5

KGT

Maken Hoofdstuk 1:

paragraaf 1 tm 4 + 1.6

Rekentrainers

Leren Hoofdstuk 1:

paragraaf 1 tm 4 + 1.6

Huiswerk 2 oktober

9 oktober: Toets Hoofdstuk 1

Doel KGT 1.5

• Ik kan verschillende redenen noemen om te sparen.
• Ik kan uitleggen wat rente is.
• Ik kan de rente berekenen.

Redenen om te sparen

• Interest = rente
• onverwachte uitgaven
• grote uitgaven

Rente berekenen per jaar

stap 1) bedrag delen door 100

stap 2) keer het rentepercentage

Opgave

Hoeveel rente betaalt de bank na een jaar aan de volgende spaarders?

Emma heeft € 3.000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente. 

€ 3.000 : 100 × 4 = € 120

Rente berekenen per maand

stap 1) bedrag delen door 100

stap 2) keer het rentepercentage

stap 3) delen door 12

Opgave

Hoeveel rente betaalt de bank na een maand aan de volgende spaarder?

Emma heeft € 3.000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente. 

€ 3.000 : 100 × 4 = € 120

€ 120 : 12 = € 10

vraag 2

kuyfwraih

Sparen

Lees goed wat de vraag is 

en bedenk welke som je dan moet maken.

Opgave

De aankoopprijs is € 600.

Ik spaar er 12 maanden voor. 

Hoeveel spaar ik per maand?

€ 600 : 12 = € 50

Opgave

De aankoopprijs is € 1.200.

Ik spaar elke maand € 60. 

Hoe lang moet ik sparen?

€ 1.200 : € 60 = 20 maanden

Frieda heeft €3000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente. Hoeveel € ontvangt Frieda aan rente?

Laura heeft €15.000 geërfd. Zij zet dit op een spaarrekening en krijgt 1,9% rente. Hoeveel € rente krijgt ze?

€ 500,-

Jij krijgt rente 3%

€ 500,-

Ik betaal rente 10%

BK

Maken Hoofdstuk 1:

paragraaf 1 tm 5

+
Leren Hoofdstuk 1

KGT

Maken Hoofdstuk 1:

paragraaf 5+6

+

Rekentrainers

+

Leren Hoofdstuk 1:

Huiswerk 29 september

extra oefenen rekenen:

BB: boek blz 28 + 29 + 30

KGT: boek blz 35 + 36 + 37

Huiswerk 10-11

Leren en maken: 1.5

Kijk ook eens naar: versterk jezelf

extra oefenen rekenen:

BB: boek blz 28 + 29 + 30

KGT: boek blz 35 + 36 + 37

Huiswerk 17-11

KGT: Leren en maken: 1.6

B: versterk jezelf

extra oefenen rekenen:

BB: boek blz 28 + 29 + 30

KGT: boek blz 35 + 36 + 37

Huiswerk 21+28 november

21-11: Maken: 1.5 + 1.6 + Leren H 1

Nakijken; laatste kans voor vragen H1

28-11: Toets Hoofdstuk 1

Nabespreking

Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?