Gram woords. wed. vnw. 30 min

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
.

                  Hij heeft zich bezeerd





1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
.

                  Hij heeft zich bezeerd





Slide 1 - Slide

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.
Wat valt op?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wederkerende voornaamwoorden

Je
Me
Zich
Ons

Slide 4 - Slide

Wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord bij zich.
Wederkerende werkwoorden kunnen onderverdeeld worden in
-  verplicht wederkerende werkwoorden 
-  toevallig wederkerende werkwoorden.



Slide 5 - Slide

Verplicht wederkerende werkwoorden worden gecombineerd met een wederkerend voornaamwoord dat gelijk is aan het onderwerp.
 
Een zin met een verplicht wederkerend werkwoord is:
Hij bemoeit zich met mijn dochter.

(fout: Hij bemoeit zichzelf met mijn dochter of 
Hij bemoeit mijn dochter.
WG = bemoeit zich

Slide 6 - Slide


Verplicht wederkerende werkwoorden

zich bemoeien 
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen

Slide 7 - Slide

Toevallig wederkerende werkwoorden


Een voorbeeldzin met een toevallig wederkerend werkwoord is:

Hij wast zich elke dag.

(ook mogelijk: Hij wast zichzelf elke dag of Hij wast de auto.)

wg = wast         Lv = zich
Tip!
Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan -zelf aan het wederkerend voornaamwoord toegevoegd worden en kan het wederkerend voornaamwoord duiden op een andere persoon, een lijdend voorwerp.

Slide 8 - Slide


Toevallig
wederkerende werkwoorden


(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen

Slide 9 - Slide

Wg en lv bij wederkerende werkwoorden
Als je een verplicht wederkerend werkwoord hebt dan hoort het wederkerend voornaamwoord bij het wg.
Als er een toevallig wederkerend werkwoord in de zin staat dan is het wederkerend voornaamwoord een lv.
Hij gedraagt zich slecht. wg = gedraagt zich
Hij vermaakt zich goed. wg = vermaakt. lv = zich

Slide 10 - Slide

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden

Slide 11 - Slide

Wat is het wg?
Vanwege het arrestatiebevel houden we ons schuil in de heuvels.

Slide 12 - Open question

Wat is het wg?
In vlakke gebieden blijken boeren zich meer te ontfermen over zwakke dieren.

Slide 13 - Open question

Wat is het wg?
Joanneke heeft zich vorige week verloofd met mijn broer Hans Peter.

Slide 14 - Open question

Wat is het wg?
In het circus schijnen die jongens zich kostelijk te amuseren.

Slide 15 - Open question

Wat is het lv?
In het circus schijnen die jongens zich kostelijk te amuseren.

Slide 16 - Open question

Wat is het wg?
Tijdens de pauze verstop ik me vaak voor mijn klasgenoten.

Slide 17 - Open question

Wat is het lv?
Tijdens de pauze verstop ik me vaak voor mijn klasgenoten.

Slide 18 - Open question

Wat is het wg?
De secretaresse herinnerde mij aan de afspraak met de journalist.

Slide 19 - Open question

Wat is het lv?
De secretaresse herinnerde mij aan de afspraak met de journalist.

Slide 20 - Open question