Thema 8 les 10

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Thema 8 les 10

Deze les gaan we de onderdelen van afgelopen week herhalen. Het is niet erg als je nog niet alles weet. Dit is puur om te oefenen!

Themawoorden

Ken jij de betekenis nog?

Wat betekent iemand 'belazeren'?

1. Iemand voor de gek houden
2. Iemand helpen
3. Iemand bedriegen
4. Iemand nadoen

Wat betekent 'defect'?

1. Als alles werkt
2. Als iets het af en toe nog doet
3. Als iets verdwenen is
4. Als iets niet meer werkt of stuk is

Wat betekent 'niet veel soeps'?

1. Dat is niet zo moeilijk
2. Dat stelt niet veel voor
3. Dat is heel makkelijk
4. Daar klopt helemaal niks van

Wat betekent als iets 'een mankement' heeft?

1. Als datgene schuin staat
2. Als iets verdwenen is
3. Als er iets ontbreekt of kapot is
4. Als iets compleet is

De plaats van het onderwerp en persoonsvorm in een zin.

Wat is het onderwerp in de zin?
"Vanmorgen was de hele klas stil aan het lezen."

Schrijf het onderwerp en de persoonsvorm op.
"Julia en Lisa zijn zusjes."

Schrijf de persoonsvorm en het onderwerp op.
"Kijken jullie altijd tv in de avond?"

Schrijf de persoonsvorm en het onderwerp op.
"Wil jij de deur open houden?"

Schrijf het onderwerp en de persoonsvorm op.
"In bed zijn jullie aan het slapen."

Bijvoeglijk naamwoorden die dubbelop zijn gebruikt.

Welke bijvoeglijk naamwoord is dubbel op?
"In het grote huis ligt een ronde bal."

1. Grote
2. Grote en ronde
3. Ronde
4. Er is geen bijvoeglijk naamwoord dubbelop

Welke bijvoeglijk naamwoord is dubbelop?
"De rode fiets staat in de kleine schuur."

1. Rode
2. Kleine
3. Rode en kleine
4. Er is geen bijvoeglijk naamwoord dubbelop

Welke bijvoeglijk naamwoord is dubbel op?
"De oude bejaarde ligt in de witte sneeuw"

1. Oude
2. Witte
3. Oude en witte
4. Er is geen bijvoeglijk naamwoord dubbelop

Welke bijvoeglijk naamwoord is dubbel op?
"De houten boom stond in het groene gras"

1. Houten
2. Groene
3. Houten en groene
4. Er is geen bijvoeglijk naamwoord dubbelop

Welke bijvoeglijk naamwoord is dubbel op?
"De oude bejaarde had een jonger zusje."

1. Oude
2. Jonger
3. Oude en jonger
4. Er is geen bijvoeglijk naamwoord dubbelop.

Welke bijvoeglijk naamwoord is dubbel op?
"Het witte huis had een grote tuin."

1. Witte
2. Grote
3. Witte en grote
4. Er is geen bijvoeglijk naamwoord dubbelop