WEEK 6
1 / 26
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Link
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Slide
Sal y pimienta
La copa de vino
La servilleta
El tenedor
El plato
El cuchillo
La cuchara
El vaso de agua
Slide 13 - Drag question
Staat op het Menú
mening over het eten
hablas con el camarero
keukengerei/bestek
el primer plato
el tenedor
la cuenta, por favor
el postre
está buenísimo
oiga, por favor
comida casera
la cuchara
la sopa está fría
el cuchillo
Nadat je de woorden heb geleerd kies welke woorden passen in welk vakje
Slide 14 - Drag question
Slide 15 - Slide
De menukaart, alstublieft
A
El menú, por favor
B
El carto de menú, por favor
C
El menú, gracias
D
El menú, camarero
Slide 16 - Quiz
Hoe kan ik betalen?
A
¿Qué puedo pagar?
B
¿Cómo puedo pagar?
C
¿Cómo quiero pagar?
D
¿cuánto quiero pagar?
Slide 17 - Quiz
Wilt u een nagerecht?
A
¿Puede(s) postre?
B
¿tiene(s) postre?
C
¿Toma(s) de segundo?
D
¿quiere(s) postre?
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
"Para mí" betekent...
A
Voor mij
B
Ik wil
C
ik heb
D
ik ben
Slide 21 - Quiz
Quiero =
A
voor mij
B
ik wil
C
ik heb
D
ik ben
Slide 22 - Quiz
¿Qué te pongo?
Slide 23 - Mind map
¿Para beber?
Slide 24 - Mind map
Hoe vraag je de rekening in het Spaans?
Slide 25 - Open question
Wat betekent : "Que aproveche"?
A
smakelijk eten
B
wat wil je ?
