H2 groene zorg

Hoofdstuk 2
Dieren op een zorgboerderij
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2
Dieren op een zorgboerderij

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je na deze les?
  • Je kunt de 5 vrijheden benoemen;
  • Je kunt benoemen welke activiteiten met dieren er op een zorgboerderij zijn en welke functie dieren voor een client hebben;
  • Je kunt uitleggen hoe je met dieren omgaat.
  • Je kunt uitleggen wat stereotiep gedrag is.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Gedrag van dieren
Diergedrag is alles wat een dier doet of niet doet. 
Gedrag ontstaat door een inwendige prikkel, die van binnenuit het lichaam komt. Denk aan honger, dorst of pijn. 

Gedrag kan ook komen door een uitwendige prikkel, iets wat buitenaf gebeurd. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Stereotiep gedrag 
Als een dier niet in zijn natuurlijke behoeftes en leefomgeving leeft, kan hij zich gaan vervelen. Dan vertoont het dier stereotiep gedrag. Dat is gedrag zonder doel wat het dier steeds herhaalt. 
In extreme gevallen kan het dier zichzelf, een ander dier of de mens aanvallen. 
Het is belangrijk dat je gedrag van een dier dus observeert en herkend. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Welk gedrag van een kat komt door een inwendige prikkel?
A
de rug krommen met de vacht omhoog
B
vogeltjes vangen om op te eten
C
een kind krabben dat de kat oppakt
D
kopjes geven

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is afwijkend diergedrag? Er zijn twee antwoorden goed.
A
andere dieren verwonden en verstarren
B
gedrag zonder doel steeds maar weer herhalen
C
op jacht gaan en spelen
D
wegvluchten als je het dier wilt aaien

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

5 Vrijheden voor dieren

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

De vijf vrijheden 
1. Elke dier moet vrij zijn van honger en dorst.
2. Elk dier moet vrij zijn van ongemak.
3. Elk dier is vrij van pijn, verwonding en ziekte. 
4. Elk dier is vrij van angst en stress.
5. Elk dier is vrij om natuurlijk gedrag te vertonen.

Slide 8 - Slide

Leg kort uit dat deze vijf vrijheden de basis zijn van de Wet Dieren. Leg even kort uit wat deze wet regelt. Geef daarna aan de leerlingen aan wat deze vijf vrijheden precies inhouden en hoe we dat terug zien in de lessen dier. Het oefenen met knuffels doen we omdat we zo min mogelijk stress willen veroorzaken bij de dieren. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe denk jij over dieren?
Hoe je over dieren denkt hangt af van je geloof, cultuur, tradities en ervaringen. Je kunt onderscheiden hoe een mens met een dier omgaat:
  • Als heerser;
  • Als hoeder;
  • Als vriend;
  • Als gelijke. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De Vijf vrijheden voor dieren zijn de uitgangspunten voor goed dierenwelzijn. Welk uitgangspunt hoort daar NIET bij?

A
vrij van angst en chronische stress
B
vrij van honger, dorst en ondervoeding
C
vrij om het natuurlijke, soorteigen gedrag uit te oefenen
D
vrij om maximaal te produceren en te groeien

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Als je rekening houdt met alle Vijf vrijheden van dieren, wat bereik je dan?
A
Je bereikt dan dat de dieren veel aandacht krijgen.
B
Je bereikt dan dat de dieren zich rustig gedragen.
C
Je bereikt dan dierenwelzijn
D
Je bereikt dan dat de dieren geen angst en stress hebben.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welke dieren zijn geschikt voor een zorgboerderij?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Verschillende dieren, verschillende cliënten 
Iedere client heeft zijn eigen zorgvraag. En ieder dier moet op een andere manier gehanteerd en gefixeerd worden. 

Op een zorgboerderij vind je vaak een; paard, koe, varken, geit en kippen.  Lees hoofdstuk 2.3 'Dieren op een zorgboerderij' om te weten welke zorgvraag bij welke client past. (10 min.)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Voor welke doelstelling is de omgang met een paard niet geschikt?
A
in beweging komen
B
verbreden van contacten
C
verminderen overactiviteit
D
vertrouwen kweken, angst overwinnen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Voor welke cliënten is een geit geen geschikt dier?
A
dementerendebejaarden.
B
drukke personen.
C
kinderen van naschoolse opvang( (4 tot 12 jaar).

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Waarom passen kippen bij cliënten die autistisch zijn?
A
Een kip houdt afstand tot de mens.
B
Een kip is geen groepsdier.
C
Een kip kun je goed aanraken.
D
Een kip maakt graag lawaai.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
  • Maak de vragen van 2.2 -> 2.5 en 2.6. En de vragen van 2.3 -> 2.8 en 2.9. Lever in via SOM doormiddel van screenshots.  
  • Maak de opdracht 'informatiekaart' op SOM
  • Maak op Canva je eigen informatiekaart over je eigen gekozen dier. Lever deze in op SOM. 
    Controleer of je alle gegevens op de kaart hebt staan met het beoordelingsformulier. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Verrijking paard
Verrijking geit
Verrijking hamster
Verrijking Kip

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk

  • Inleveren Informatiekaart

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

- PDF op som invullen 
- Je mag zelf kiezen welk dier
- Met die informatie een poster maken

Slide 23 - Slide

This item has no instructions