Periode 4 - Les 7 - Urineweginfecties en nierstenen

Periode 4 - Les 7 - Urineweginfecties en nierstenen
1 / 44
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Periode 4 - Les 7 - Urineweginfecties en nierstenen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Na deze les kan je:
  • Twee oorzaken van een urineweginfectie benoemen 
  • Minimaal twee symptomen benoemen bij het hebben van nierstenen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Ophalen van kennis

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat kan zich ophopen in de interpleurale ruimte?
A
Zenuwen
B
Vloeistof of lucht
C
Botweefsel
D
Bloedvaten

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waar bevindt zich de interpleurale ruimte?
A
Onder het middenrif
B
In de longen zelf
C
Boven het hart
D
tussen het borstvlies en het longvlies

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke symptomen geeft een klaplong?
A
Hoofdpijn
B
Verlies van smaak
C
Pijn op de borst
D
Kortademigheid

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer worden hulpademhalingsspieren gebruikt?
A
Bij zware inspanning
B
Bij rust
C
Tijdens het slapen
D
Bij ademhalingsproblemen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke spier helpt bij ademhalen?
A
De buikspieren.
B
De quadriceps.
C
De biceps.
D
Het middenrif.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat doet de urineblaas?
A
Opslaan van urine
B
Regelen van bloeddruk
C
Filteren van afvalstoffen
D
Produceren van urine

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van de urethra?
A
Opslaan van urine
B
Filtreren van bloed
C
Afvoeren van urine
D
Produceren van urine

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De eerste stap van het verplaatsen van voorurine is:
A
het verder stromen naar de nierkanaaltjes
B
Via de urinebuizen naar de blaas

Slide 11 - Quiz

Voorurine wordt gevormd in het kapsel van Bowman, een onderdeel van de nier, en is de vloeistof die ontstaat na het filteren van bloed in de glomerulus. Het bevat water, glucose, aminozuren, zouten en afvalstoffen, maar geen bloedcellen of eiwitten
De nierkanaaltjes zijn onderdeel van de nefronen, de functionele eenheden van de nieren. Ze ontvangen de voorurine, die gefilterd bloed bevat, uit de glomerulus (het nierfilter). In de kanaaltjes vindt terugresorptie plaats: water, zouten, glucose en andere nuttige stoffen worden uit de voorurine teruggehaald naar het bloed, terwijl afvalstoffen achterblijven. 
Wat is de functie van de nieren?
A
Bloeddruk reguleren
B
Voeding opnemen
C
Zuurstof transporteren
D
Afvalstoffen filteren uit bloed

Slide 12 - Quiz

Nieren helpen bij het regelen van de bloeddruk. Ze zorgen voor een evenwicht tussen water en zout en voor de productie van een aantal hormonen die de bloeddruk regelen. Nieren maken het hormoon erythropoëtine (EPO) aan.
Wat is de functie van de glomerulus?
A
Filtratie van bloed
B
Afvalstoffen verwijderen
C
Zuurstof transporteren
D
Hormonen produceren

Slide 13 - Quiz

De glomeruli, de filtereenheden in de nieren, produceren geen hormonen zelf. De nieren als orgaan produceren wel hormonen, zoals erytropoëtine (EPO) en renine, die belangrijke functies in het lichaam hebben, maar deze hormonen worden niet direct door de glomeruli geproduceerd.
De hormonen worden geproduceerd door de bijnieren, die bovenop de nieren liggen, en niet door de nieren zelf. De bijnieren bestaan uit twee delen: de bijnierschors (die hormonen zoals cortisol en aldosteron maakt) en het bijniermerg (dat adrenaline en noradrenaline produceert). De nieren zelf produceren wel hormonen zoals erytropoëtine(stimuleert het beenmerg tot aanmaken rode bloedcellen) , renine(reguleren bloeddruk, uitwisseling zouten etc) en antidiuretisch hormoon (ADH). 
Filtratie vindt plaats in het eerste gekronkelde buisje
A
Onjuist
B
Juist

Slide 14 - Quiz

De eerste filtratie in de nieren, waar water en opgeloste stoffen uit het bloed worden gehaald, vindt plaats in de glomerulus, binnen het kapsel van Bowman. Dit is de eerste stap in de vorming van urine
Welk hormoon stimuleert de terugresorptie van water?
A
ADH
B
Adrenaline
C
Aldosteron

Slide 15 - Quiz

Aldosteron is een hormoon dat door de bijnieren wordt geproduceerd en speelt een belangrijke rol in de regulatie van de bloeddruk en de water- en zoutbalans in het lichaam. Het zorgt voor natriumretentie (het vasthouden van natrium) in de nieren, waardoor water ook wordt vastgehouden, wat uiteindelijk leidt tot een hogere bloeddruk. 
AI-overzicht
ADH, oftewel antidiuretisch hormoon, is een hormoon dat een belangrijke rol speelt in de waterhuishouding van het lichaam. Het reguleert de hoeveelheid urine die de nieren uitscheiden en de concentratie ervan, waardoor het lichaam water vasthoudt en de bloeddruk en zoutconcentratie in het bloed worden gereguleerd

Slide 16 - Slide

Een blaas (Latijn vesica) is een hol orgaan gevuld met gas en/of vloeistof, bijvoorbeeld: een galblaas (vesica fellea) een urineblaas (vesica urinaria)

De term "cystitis" komt van het Griekse woord "cystis," wat "blaas" betekent. De naam cystitis wordt gebruikt om een blaasontsteking aan te duiden, een ontsteking van de blaas, en verwijst dus rechtstreeks naar het organ dat geïnfecteerd of ontstoken i
                                                Cystitis

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Symptomen
Welke symptomen ken je bij een UWI?
Bedenk voor jezelf ( 1 minuut)
Klassikaal bespreken

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

UWI
  • Welke symptomen zie je vooral bij (kwetsbare) ouderen die een UWI hebben ontwikkelt? 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Welke vorm urineweginfectie hebben we nog niet besproken?
  • Roept u maar! :-)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

pyélos 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Behandeling nierbekkenontsteking
  • Antibiotica + kweken afnemen
  • Indien noodzakelijk opname ziekenhuis 
  • Indien noodzakelijk behandelen van complicaties en sepsis/septische shock voorkomen
  • Welke vormen van shock zijn er ook alweer?
  • Wat gebeurd er tijdens een septische shock?

Slide 26 - Slide

Septische shock is een levensbedreigende, acute situatie die ontstaat bij sepsis (bloedvergiftiging) en gekenmerkt wordt door een ernstige daling van de bloeddruk en onvoldoende doorbloeding van de weefsels en organen. Het lichaam probeert in de strijd tegen een infectie zo veel mogelijk bloed naar de organen te pompen, maar in de meest ernstige gevallen lukt dat niet mee.

Bij een septische shock daalt de bloeddruk omdat de bloedvaten wijder worden (vasodilatatie) en het hart minder krachtig pompt. Dit gebeurt als reactie op de ontstekingsreactie die bij een sepsis optreedt

Ernstige sepsis/septische shock heeft gevolgen voor het hele lichaam. Symptomen kunnen zijn: snelle ademhaling, snelle hartslag, lage bloeddruk, koude rillingen, acuut veranderd bewustzijn, koorts of een te lage lichaamstemperatuur

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Verschil
  • Schrijf voor jezelf op wat het verschil is tussen een urinekweek en een urinesediment (1 minuut)
  • Overleg daarna met je buurman of buurvrouw jullie antwoorden (1 minuut)
  • Klassikaal bespreken 

Slide 30 - Slide

Urinesediment onderzoek is een microscopische analyse van de vaste deeltjes (sediment) in urine, terwijl een urinekweek een laboratoriumtest is om bacteriën of andere micro-organismen in de urine te identificeren. Urinesediment kan helpen bij het detecteren van bloedcellen, kristallen en andere afwijkingen, terwijl een kweek de aanwezigheid en soort bacteriën kan vaststellen

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

Een ongecompliceerde urineweginfectie is een infectie bij anderszins gezonde individuen met een normaal functionerend urinewegsysteem. Een gecompliceerde urineweginfectie komt voor bij personen met afwijkingen in de urinewegen, onderliggende gezondheidsproblemen of risicofactoren zoals zwangerschap, diabetes of een verzwakt immuunsysteem
timer
1:00
Welke risicofactoren voor het oplopen van een urineweginfectie zijn er bekend?

Slide 33 - Mind map

Risicofactoren die de kans op een urineweginfectie (UWI) verhogen zijn diabetes, seksuele activiteit, gebruik van een blaassonde, urine-incontinentie, en een vorige blaasontsteking. Andere factoren zijn weinig drinken, een afwijkend plaspatroon, en aandoeningen zoals nierfunctiestoornissen of verminderde weerstand
Nierstenen

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Welke klachten kunnen voorkomen bij cliënten die nierstenen hebben?

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

Asymptomatisch betekent dat iemand een ziekte heeft, maar geen symptomen van die ziekte vertoont. Met andere woorden, de ziekte is aanwezig, maar de patiënt voelt zich niet ziek of heeft geen klachten
Risicofactoren voor nierstenen
  • Oververzadiging van kristallen
  • Te weinig citraatuitscheiding (citraat remt kristalvorming)
  • Lage zuurgraad van de urine
  • Te weinig drinken
  • Bepaalde voedingsproducten die veel oxalaat bevatten


Slide 38 - Slide

Eten van veel oxalaat (zuren)
bieten, bietenblad, paprika, postelein, rabarber, snijbiet, spinazie, zuring, sterfruit, dadels en gedroogde vijgen, amarant, boekweit en quinoa, cacao/chocolade, noten en pinda's.

Een lage zuurgraad in urine betekent dat de urine minder zuur is dan normaal. De zuurgraad wordt uitgedrukt in pH-waarde, en een pH-waarde lager dan 7 duidt op een hoge zuurgraad (zuur), terwijl een pH-waarde hoger dan 7 duidt op een lage zuurgraad (basisch). Een pH tussen 5 en 6 is normaal voor urine, maar kan variëren afhankelijk van diverse factoren zoals dieet en medicijnen. 
Voedingsproducten en nierstenen 
  • Verhoogde inname vleesproducten
  • Te veel oxalaat zoals spinazie en rabarber
  • Te weinig calcium
  • Zout

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Video

This item has no instructions

Leerdoel
  • Na deze les kan je twee oorzaken van een urineweginfectie benoemen en kan je minimaal twee symptomen benoemen bij het hebben van nierstenen.
  • Roept u maar

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

  • Schrijf in steekwoorden op wat je hebt onthouden na deze les en wat je lastig vond en waar je nog meer over wil weten. (5 min)
  • Bespreek met je buur. (2 min)
  • Per tweetal 1 ding opschrijven van wat je hebt onthouden en 1 ding waar je nog meer over wil weten .
  • Uitwisselen met de klas. (3 min)

Slide 43 - Slide

Klassikaal 5 minuten bespreken
Volgende week
Nierinsufficiëntie 

Slide 44 - Slide

This item has no instructions