Les 7

• Zorg en Welzijn
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Les 7; 

Gevoelens; 

Zie ik wat ik zie?

1. Welkom 
2. Herhaling, wat hebben we tot nu toe gedaan en geleerd?
3. Over gevoel valt veel te leren
4. Trap
5. Leerdoel komende week
6. Wat hebben we geleerd?
   

1. Welkom

- Vorige keer, wat hebben we gedaan?

- Top-o-meter en de trap met leerdoel

* (-Gelukt met het geven van complimentjes aan leerlingen of docenten?)

- Over gevoel valt veel te leren

- Huiswerk komende week 

2. Luister naar gevoel

                                       Oefening:                                                                                        "Goedemorgen" 

3.Misluisteren en luisteren

Opdracht in je actieboek blz 28

Wat kun je doen om de ander goed te begrijpen?

Vb opschrijven

3.Misluisteren en luisteren

Waar kun je naar kijken?

Waar kun je naar luisteren?

Wat kun je nog meer doen?

4. Filmpje 3

Wat is er aan de hand?

Wat vindt jij hiervan?

Wat voor misverstand was er?

Wie heeft niet goed gekeken?

Wie heeft niet goed geluisterd?

5. Huiswerk

-Je gaat komende week bijhouden wanneer je boos werd en waarom. Sommige dingen die gebeuren maken je alleen maar chagerijnig, maar soms wordt je echt kwaad om iets. En hoe vaak wordt je echt woedend?

6. Leerdoel voor de komende week

- Wat heb je vandaag gedaan?

- Wat heb je geleerd vandaag?

- Huiswerk; 5 dagen oefen met je boosheid op school EN thuis

7. Dagquiz

1. Wat kan er gebeuren als je niet goed kijkt naar hoe iemand zicht voelt?

 

A) Dan kunnen er misverstanden ontstaan.

B) Dan begrijp je niet goed waarom iemand iets op een bepaalde manier doet.

C) Dan heb je een bril nodig.

D) Dan weet je niet of en hoe je iemand moet helpen.

7. Dagquiz

2. Het gevoel bestaat uit heel veel verschillende gevoelens. Zet ze in de juiste volgorde van een klein beetje boos naar heel erg boos. 

Geïrriteerd

Neutraal

Normaal

Kwaad 

Boos

Woedend

Chagrijnig

7. Dagquiz

3. Hoe kun je erachter komen hoe iemand zich voelt?

A) Door te kijken naar zijn/haar gezicht (ogen, wenkbrauwen, mond, kaak).

B) Door te luisteren naar zijn/haar stem (hard, zacht, toon).

C) Door te voelen aan iemands handen.

D) Door te ruiken.