5V week 46

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Salut!

Programme

Les devoirs: tekst 3 bespreken + maken tekst 4

Leestoets: 29 november

Introduction U2 (culture)

Grammaire I Unité 2: L'ordre des mots

Ex. 11BC

Woordvolgorde van Franse zinnen

Tijdsbepalingen staan voor- of achteraan in de zin.

Onderwerp staat voor het gezegde in een niet-vragende zin.

Alle werkwoorden komen achter elkaar.

Exemple

Ma soeur voudrais plus tard dentiste devenir.

(Mijn zus wil later tandarts worden)

Plus tard, voudrais ma soeur devenir dentiste.

(Later wil mijn zus tandarts worden)

Plus tard, ma soeur voudrais devenir dentiste.

Ma soeur voudrais devenir dentiste, plus tard.

Vraagzinnen

3 manieren om een zin vragend te maken

Welke?

Vraagzinnen

3 manieren om een zin vragend te maken:

1. vraagteken achter zin. 

2. est-ce que

3. inversie (omdraaien onderwerp en persoonsvorm). 

Exemples

1. vraagteken achter zin = Il a surmonté sa peur de l'avion ?

2. est-ce que = Est-ce qu'il a surmonté sa peur de l'avion ?

3. inversie = A-t-il surmonté sa peur de l'avion ?

Inversie

Inversie kan niet altijd toegepast!

Wanneer niet?

Inversie

Inversie kan alleen toegepast worden als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is.

Tu sais nager ? / Sais-tu nager ?

Simon sait nager? / Sait-Simon nager ? 

Vraagzinnen met vraagwoorden

Na een vraagwoord kun je de zin op 3 manieren vragend maken

Met intonatie: Pourquoi tu vas partir?

Met est-ce que: Pourquoi est-ce que tu vas partir?

Met inversie: Pourquoi vas-tu partir?

Het vraagwoord komt/blijft dus vooraan!

Klemtoon

Wil je het onderwerp benadrukken, gebruik dan: c'est ... qui.

Wil je andere zinsdelen benadrukken, gebruik dan: c'est ... que.

C'est toi qui as payé, pas lui! / C'est à la gare que j'ai vu Jean.

Au travail

Ex. 11BC

Stencil schrijfvaardigheid

Demain

Les devoirs: ex. 14 maken

MC bundel (roze boekje) + werkboek meenemen