GVP lesdag 9

GVP lesdag 9

agenda vandaag:
Samenwerken in een team
Swot analyse
Kernkwaliteiten:
Grenzen stellen
Communicatie: open vragen stellen
Intervisie
1 / 56
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

GVP lesdag 9

agenda vandaag:
Samenwerken in een team
Swot analyse
Kernkwaliteiten:
Grenzen stellen
Communicatie: open vragen stellen
Intervisie

Slide 1 - Slide

Samenwerken
Samenwerken doe je in een team of in een groep. Er is sprake van samenwerken als je met elkaar toewerkt naar een bepaald resultaat. Samenwerken gaat het beste als je elkaar echt nodig hebt om bij een doel te komen. Om goed samen te kunnen werken, is het nodig precies te weten waar je naar toewerkt en waarom. In de beroepspraktijk werk je elke dag samen.
Dit doe je zo efficiënt en effectief mogelijk. Efficiënt betekent dat je het werk zo goed mogelijk doet met zo min mogelijk inspanning of kosten. Effectief betekent dat je resultaat boekt en de doelen bereikt. Samenwerken omvat verschillende soorten activiteiten.

Slide 2 - Slide

opdracht
de groep wordt in 3 sub groepen verdeeld en ieder krijgt een opdracht die de groep voor zich houdt!
Verdere uitleg volgt.

Slide 3 - Slide

Belbin
Als je op een succesvolle manier wilt samenwerken, dan is het belangrijk dat je inzicht hebt in de talenten van jezelf en van je collega’s. Om dit inzicht te krijgen, kun je gebruikmaken van de teamrollen van Belbin. Een rol is een functie die iemand in de groep heeft doordat hij altijd bepaald gedrag vertoont. Belbin beschrijft het gedrag van de verschillende rollen die je kunt aannemen. Elke rol heeft zijn talenten, en natuurlijk ook zijn valkuilen. Een team moet uit verschillende rollen bestaan om goed te kunnen samenwerken. Als er een goed evenwicht is tussen de verschillende rollen, is de kans groter dat een team goed presteert. Volgens Belbin zijn er negen groepsrollen. In de afbeelding zie je wat die rollen inhouden én wat de valkuilen zijn van elke rol. De meeste mensen vervullen in een team verschillende rollen. Er zijn meestal twee of drie teamrollen die goed bij je passen.

Slide 4 - Slide

belbin test
ga naar de site van 123 testen naar de groepsrollen test.
Maak deze en bekijk de uitslag

Slide 5 - Slide

Teamrollen van Belbin

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Kernkwadranten
 Het doel is, dat je inzicht krijgt in jouw kwaliteiten, valkuilen, uitdagingen en allergieën. Deze hebben namelijk allemaal met elkaar te maken.



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Kernkwaliteit
Dit is een eigenschap van jou die jij heel vanzelfsprekend vindt.
Vaak heb je amper door dat je hem hebt. Je vindt gewoon dat het zo hoort.  Bij jezelf en bij anderen verwacht je dit gewoon en valt het je eerder tegen als jij, of de ander, het níet doet.
Bijvoorbeeld: Behulpzaamheid, gestructureerdheid, loyaliteit.

Slide 10 - Slide

Wat is een kernkwaliteit van jou?

Slide 11 - Open question

Valkuil
Wanneer je heel goed bent in iets, kun je erin doorslaan. Dit is het gedrag dat anderen jou verwijten en wat jij zelf nog wel eens wil vergeven bij anderen. 
Voorbeelden: Bemoeizuchtig, hyperactief, onzichtbaar

Slide 12 - Slide

Wat is jouw valkuil? Wat verwijten anderen jou wel eens?

Slide 13 - Open question

Welke kwaliteit hoort hierbij? Dus waar ben jij zó goed in, dat het een valkuil wordt?

Slide 14 - Open question

Valkuil = kwaliteit
Zie. Een valkuil is dus eigenlijk niets meer of minder dan een kwaliteit waar je zodanig goed in bent, dat je doorslaat. 
We zijn vaak bezig met onze 'negatieve eigenschappen' afleren. Of ze zelfs helemaal afstoten. We willen niet zo zijn. Maar je kunt er juist gebruik van maken!

Slide 15 - Slide

Hoe dan?
Door je uitdaging te zoeken. Wat is het positief tegenovergestelde van jouw valkuil? 
Onzichtbaar - zichtbaar
Bemoeizuchtig - loslaten

Slide 16 - Slide

Wat is het positief tegenovergestelde van 'starheid'
A
Chaotisch
B
Confronteren
C
Flexibel
D
Daadkrachtig

Slide 17 - Quiz

Wat zijn uitdagingen voor jouw valkuilen?

Slide 18 - Open question

"Leer nooit wat af. Leer enkel bij"

Wijs geen deel of eigenschap van jezelf af. Het is ooit nuttig geweest voor je! Als je er nu last van hebt, leer dan een vaardigheid bij om er weer plezier van te krijgen.

Slide 19 - Slide

Allergie
Je allergie is het gedrag dat je vaak zelf niet van nature in je hebt. Het is het negatief tegenovergestelde gedrag van jouw kwaliteit. Bijvoorbeeld, als jij bescheiden bent, dan heb je een 'allergie' voor arrogantie. 
Je allergie kun je herkennen door te bedenken aan welk gedrag van anderen jij je enorm stoort. 

Slide 20 - Slide

Wat vind jij echt irritant gedrag?

Slide 21 - Open question

Leren van je allergie
In de vorige dia heb je (een aantal) gedragingen op geschreven waar jij je aan kunt ergeren. Maar wist je, dat je van mensen die dit gedrag vertonen juist heel veel kunt leren? Zij hebben jouw uitdaging juist als kernkwaliteit. 
Bijvoorbeeld: Jouw kernkwaliteit is bescheiden, dan is jouw valkuil dat je soms onzichtbaar bent, jouw uitdaging wordt dan 'jezelf laten zien' of 'profileren' en jouw allergie is 'arrogantie'
Mensen die jij arrogant vindt, zijn dus eigenlijk heel (te )goed in het profileren en laten zien van zichzelf. Dit kan jij dan van hun leren! 

Slide 22 - Slide

Schema
Om het helder te maken, kun je gebruik maken van dit schema:

Slide 23 - Slide

Vul het schema eens in vanuit een kernkwaliteit van jou.

Slide 24 - Open question

Vul het schema in vanuit een allergie van jou.

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Samenvattend
Als het goed is, heb je ervaren dat elke eigenschap, positief of negatief, je inzicht kan geven in jouw kernkwaliteiten. En juist door erachter te komen waar jij wél goed in bent en daar gebruik van te maken, kom je vooruit in jouw leven in met jouw doelen.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Communicatie
Om samen te werken en om intervisie uit te voeren is het van belang goed open vragen te leren stellen.
We gaan hiermee oefenen.

Slide 29 - Slide

oefenen met open vragen stellen
Over de lijn:

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Met wie vind je een gesprek voeren het meest lastig?
A
Verwanten
B
Clienten
C
Collega's
D
Andere professionals

Slide 32 - Quiz

MOEILIJKE ONDERWERPEN

Slide 33 - Mind map

Tips in gesprekstechnieken
  • Weet wat je wilt zeggen. bereid je voor door voorbeelden te verzamelen, de regels er op na te slaan of door andere data te verzamelen. 
  •  Zorg dat het gesprek niet om jouw mening gaat. (ook niet om de mening van je gesprekspartner
  • Blijf in contact. Je hoeft nooit zo stellig te zijn dat er geen gesprek meer kan plaatsvinden.
  • Doorvragen is hier erg behulpzaam

Slide 34 - Slide

Communicatiequiz
Alles wat je aandacht geeft groeit

Slide 35 - Slide

Wat is een voorbeeld van verbale communicatie?
A
Het geven van een schriftelijke toelichting
B
Een verkoopgesprek
C
Gebarentaal
D
Knipogen

Slide 36 - Quiz

Marieke, Anne, Janet, Alex en Bert zijn samen in gesprek over een cliënt. Wanneer meer mensen betrokken zijn bij een gesprek. Dan spreek je van tweezijdige communicatie.
Is dit juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz

Wat is tweezijdige communicatie?
A
Vorm van communicatie waarbij de ontvanger direct kan reageren.
B
Vorm van communicatie waarbij iemand alleen gebruik maakt van verbale communicatie.
C
Vorm van communicatie waarbij de zender voor ruis zorgt

Slide 38 - Quiz

Wat is Empathisch communiceren?
A
Dat je op een bepaalde manier communiceert waarbij je kritisch mag zijn tegenover de ander.
B
Dat je op een begripvolle manier communiceert, waarbij je jezelf en de ander in zijn waarde laat.
C
Dat je op een begripvolle manier communiceert, waarbij de ander geconfronteerd wordt met eigen gevoelens.

Slide 39 - Quiz

De persoonlijke zone is de…………….
A
Afstand tot 45 cm om iemand heen waarbinnen gevoelscontact mogelijk is om persoonlijke contact te hebben
B
Afstand van 45 cm tot 120 cm om iemand heen waarbinnen mensen persoonlijk contact hebben.
C
Afstand van 120 cm tot 360 om iemand heen waarbinnen mensen een persoonlijk contact hebben

Slide 40 - Quiz

Verschil in achtergrond en gewoonten kan een probleem zijn voor effectieve communicatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quiz

Iemands referentiekader beïnvloedt sterk zijn communicatiegedrag
Juist of Onjuist
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

Wat is een voorbeeld van interne ruis?
A
Een storing in de telefoonverbinding
B
Een les die wordt verstoord doordat er iemand binnenkomt
C
Het niet goed luisteren naar wat iemand zegt
D
Het haperen van een video die je op je mobiele telefoon bekijkt

Slide 43 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van ruis?
A
Zappen tijdens het televisiekijken
B
Een les die wordt verstoord doordat er iemand binnenkomt
C
Het uitvallen of storen van de mobiele telefoon tijdens een gesprek
D
Het haperen van een video die je op je mobiele telefoon bekijkt

Slide 44 - Quiz

Kenmerkend voor een dialoog is
A
Dat er een zender en een ontvanger is.
B
Een boodschap zonder ruis bij de ontvanger komt.
C
Dat de boodschap door een tussenpersoon wordt overgebracht.
D
Dat er sprake is van tweerichtingsverkeer

Slide 45 - Quiz

Karim “Heb jij die opdracht voor Doelgroepen al gemaakt? Ik vond het echt moeilijk’
Janneke: Vind jij doelgroepen moeilijk? Ik denk dat niemand dat had verwacht van jou’

Welke vorm van niet-luisteren is dit?

A
Ik-gericht luisteren
B
Verdedigend luisteren
C
Te selectief luisteren
D
Onverschillig luisteren

Slide 46 - Quiz

Als Beroepskracht MZ is het bevooroordeeld luisteren erg gevaarlijk.
Wat is bevooroordeeld luisteren eigenlijk?
A
Je luistert met een voorgezette mening naar de ander.
B
Je luistert niet naar de hele boodschap van de ander.
C
Je luistert vanuit het idee dat je door de ander onderuit gehaald wordt.

Slide 47 - Quiz

Je hoeft niet in alle situaties actief te luisteren.
A
waar
B
niet waar

Slide 48 - Quiz

Je eigen mening en gevoel hoef je niet uit te schakelen bij actief luisteren.
A
waar
B
niet waar

Slide 49 - Quiz

Wat is waar?
A
Een juiste luisterhouding is het luisteren waarbij je verbaal en non-verbaal aandacht geeft.
B
Een juiste luisterhouding heeft nooit een bepaald effectief op de ander.
C
Korte reacties geven om je medeleven of belangstelling te tonen doe je aan het eind van een gesprek.

Slide 50 - Quiz

Wat wilt u drinken?
Dit is een.....
A
gesloten vraag
B
open vraag
C
dubbele vraag

Slide 51 - Quiz

Wat is een gesloten vraag?
A
Hoe ben je hier gekomen?
B
Vind je het spannend?
C
Wat wil je straks gaan doen?
D
Wie heeft je gebracht?

Slide 52 - Quiz

Mevr. de Jager verkeert in onzekerheid of zij naar een verpleeghuis moet verhuizen. Ze zegt tegen jou als beroepskracht MZ: 'Als ik moet verhuizen naar een verpleeghuis, hoeft het voor mij allemaal niet meer'.

Hoe reageer jij op deze opmerking van mevr. de Jager?
A
Kop op hoor! Het heeft geen zin om bij de pakken neer te gaan zitten hoor. Het valt straks vast mee.
B
Zo denkt u er nu over, maar ik weet zeker dat u er straks anders over denkt.
C
Ik begrijp wat U bedoelt.
D
U ziet er erg tegenop om te verhuizen. Wat lijkt u daar zo erg aan?

Slide 53 - Quiz

EINDE VAN DE QUIZ

Slide 54 - Slide

oefenen met moeilijke gesprekken
Sta stil bij een casus die je lastig vind/vond.

Slide 55 - Slide

Het 30 seconds spel
de klas wordt in 2 groepen verdeeld.
iedere groep gaat zonder dat men het van elkaar weet 100 woorden bedenken over alle onderwerpen van het afgelopen jaar.
Deze worden verdeeld over 10 papiertjes/kaartjes van 5 woorden.
Deze blijven in jouw groep!
Vervolgens krijgt iedere groep om beurten 30 seconden om de 5 woorden te omschrijven, spreek af wie dit doet. niet door elkaar!!!
regels spreken we met elkaar af!


Slide 56 - Slide