Proefles Nederlands

Welkom op 't Hooghe Landt!
Proefles Nederlands


1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom op 't Hooghe Landt!
Proefles Nederlands


Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Hoe ziet het vak Nederlands eruit op de middelbare school?
  • Grammatica: wat weet je al?
  • Aan de slag met de laptop!

Slide 2 - Slide

Hoe ziet het vak Nederlands
eruit op de middelbare school?

Slide 3 - Mind map

Wat weet je al
van grammatica?

Slide 4 - Mind map

Grammatica
  • Bij zinsontleding benoem je de delen van een zin
    (pv, ond, gez, lv, mv)

  • Bij woordbenoemen benoem je ieder woord apart!

Slide 5 - Slide

Welke woordsoorten
ken je?

Slide 6 - Mind map

Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoord
  • Voorzetsel
  • Telwoord
  • Persoonlijk voornaamwoord
  • Bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Sleep de woordsoorten naar de juiste voorbeelden.
op, na, voor, gedurende
opbergen, zijn, keek, gelopen
de, het, een
vijf, weinig, tiende, laatste
prachtig, Nederlandse, groot
Hilversum, meisje, geld, kapper
lidwoord (lw)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
werkwoord (ww)
voorzetsel (vz)
telwoord (tw)

Slide 8 - Drag question

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
Jouw
gekke
tante
is
in
de
tuin.

Slide 9 - Drag question

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
werkwoord
lidwoord
zelfstandig nw
Wij
willen
op
jouw
fiets.

Slide 10 - Drag question

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
De
rare
man
in
de
auto
lacht.

Slide 11 - Drag question

Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 12 - Quiz

Welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord

Slide 13 - Quiz

Welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quiz

Woordsoorten zijn lastig.

Welke woordsoort is 'zijn'?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quiz

Welk woordsoort is 'naar' in deze zin?

De kinderen lopen naar school.
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quiz

Welke woordsoort is onderstreept?
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.
____
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 17 - Quiz

Welke woordsoort is 'glimt' in deze zin?
De rode auto glimt zo mooi.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quiz

Benoem in de volgende zin de woordsoort van 'jullie.'

Dat huis is toch van jullie?
A
bezittelijk vnw
B
persoonlijk vnw

Slide 19 - Quiz

Benoem in de volgende zin de woordsoort van 'jullie.'

Dat was jullie beslissing.
A
bezittelijk vnw
B
persoonlijk vnw

Slide 20 - Quiz

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

De paarden grazen ___ de wei.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 21 - Quiz

Welke woordsoort is "het" in deze zin?

Het kindje is heel moe.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 22 - Quiz

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

___ vogels vliegen in de lucht.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 23 - Quiz

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Het ____ meisje kan erg goed zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 24 - Quiz

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 25 - Quiz

Oefenen met woordsoorten

Slide 26 - Slide

Vragen?

Slide 27 - Slide