Molecuulbouw

Bouw van moleculen
Je leert o.a. over:
  • valentie-elektronen
  • atoombinding
  • covalentie
  • structuurformules
  • molecuulrooster
  • molecuulmassa
  • vanderwaalsbinding

Zie theorie paragraaf 1.3  
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bouw van moleculen
Je leert o.a. over:
  • valentie-elektronen
  • atoombinding
  • covalentie
  • structuurformules
  • molecuulrooster
  • molecuulmassa
  • vanderwaalsbinding

Zie theorie paragraaf 1.3  

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Atoommodel van Bohr en elektronenconfiguratie
elektronenconfiguratie Na: 2,8,1
valentie-elektronen:
elektronen in buitenste schil
Na-atoom heeft dus 1 valentie-elektron.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Sleep de symbolen naar het juiste veld.
2 valentie-elektronen
4 valentie-elektronen
6 valentie-elektronen
7 valentie-elektronen
Cl
S
F
Ca
O
Si
Ba
C
Br
Mg

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Molecuulbouw: niet-metaalatomen en atoombinding
moleculaire stoffen
bestaan uit
moleculen
bestaan uit
niet-metaal atomen
atoombinding:
binding tussen niet-metaalatomen in molecuul
Weergegeven als streepje tussen atomen in structuurformule.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Sleep de structuurformules naar het juiste veld.
2 atoom-bindingen
3 atoom-bindingen
4 atoom-bindingen
7 atoom-bindingen

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Molecuulbouw: niet-metaalatomen en atoombinding
niet-metaal atomen
delen
valentie-elektron(en)
om te voldoen aan
volle buitenste schil
atoombinding:
gedeeld elektronenpaar tussen niet-metaalatomen
Weergegeven als streepje tussen atomen in structuurformule.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Molecuulbouw: niet-metaalatomen en atoombinding
Nog twee voorbeelden van moleculen. Ga na dat de atomen in het molecuul een volle buitenste schil hebben verkregen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Molecuulbouw: covalentie
Hoeveel atoombindingen een atoom maakt, hangt af van hoeveel valentie-elektronen het heeft.
covalentie:
hoeveel atoombindingen een atoom maakt
covalentie = 8 - valentie-elektronen (uitzondering: H)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Sleep de symbolen naar het juiste veld.
covalentie 1
covalentie 2
covalentie 3
covalentie 4
Cl
S
F
H
O
Si
N
C
Br
P

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Molecuulbouw: covalentie
Covalentie hangt dus af van elektronenconfiguratie en dus ook van groep in PS.

Leer figuur 1.10 uit het hoofd.
Je gebruikt deze kennis altijd bij het opstellen van molecuul- en structuurformules.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Welke moleculen kunnen wel bestaan op basis van bekende covalenties, en welke niet?
bestaat wel
bestaat niet
CH5
H3S
CH2F2
PCl3
NH4
C3H10
H2O2

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

De molecuulformule van een stof is CHCl3.
Teken de structuurformule van deze stof, rekening houdend met de covalenties. Upload een foto.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

De molecuulformule van een stof is C3H8O. Een molecuul van deze stof bevat één O-H atoombinding.
Teken de structuurformule van deze stof, rekening houdend met de covalenties. Upload een foto.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Molecuulbouw: rooster en intermoleculaire binding
In de vaste fase zijn de bouwstenen van stoffen altijd netjes en regelmatig geordend in 3D roosters. De bindingen tussen de bouwstenen houden het rooster in stand.
molecuulrooster:
vanderwaalsbindingen tussen moleculen
Vanderwaalsbindingen zijn zwakker dan atoombindingen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Bij een chemische reactie worden de atomen van de moleculen van de beginstoffen anders geordend in nieuwe moleculen van de reactieproducten.

Bij een faseverandering wordt de ruimte tussen moleculen kleiner of groter, maar de atomen worden niet opnieuw geordend; de moleculen blijven hetzelfde.

Welke uitspraak (A t/m D) over bindingen is juist?
A
bij zowel een reactie als bij een faseverandering worden alleen vanderwaalsbindingen verbroken en gevormd
B
bij een reactie worden vanderwaalsbindingen verbroken en gevormd en bij een faseverandering worden atoombindingen verbroken of gevormd
C
bij een reactie worden atoombindingen verbroken en gevormd en bij een faseverandering worden vanderwaalsbindingen verbroken of gevormd
D
bij zowel een reactie als bij een faseverandering worden alleen atoombindingen verbroken en gevormd

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Molecuulbouw: vanderwaalsbinding
Hoe groter de molecuulmassa, hoe sterker de vanderwaalsbindingen 
tussen de moleculen, hoe hoger het smeltpunt en kookpunt.
molecuulmassa:
som van gemiddelde atoommassa's van alle atomen
Gebruik Binas 99 voor onafgeronde gemiddelde atoommassa's.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Tussen welke moleculen in de onderstaande zuivere stoffen zijn de vanderwaalsbindingen het zwakst?
A
CO2
B
CH4O
C
CH4O
D
N2O

Slide 17 - Quiz

2CO2 = 44
CH4O = 32
C3H8 = 44
N2O = 44
Welke moleculaire stof zal het hoogste kookpunt hebben op basis van de sterkte van de vanderwaalsbindingen tussen de moleculen van de zuivere stof?
A
PH3
B
CO2
C
H2S
D
NO

Slide 18 - Quiz

PH3 = 34
CO2 = 44
H2S = 34
NO = 28