Fase 2, periode 4 les 6 zij-hun-hen, jou/jouw, mij/mijn STARTER en GEVORDERD

Fase 2
zij-hun-hen
jou/jouw, mij/mijn


1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Fase 2
zij-hun-hen
jou/jouw, mij/mijn


Slide 1 - Slide

In deze les
  • Uitleg en oefeningen: zij-hun-hen
  • Uitleg en oefeningen: jou/jouw, u/uw, me/mij/mijn
  • Aan de slag in StartTaal

Doel: 
Aan het eind van deze les 
- ken je de regel om zij/hun en hen toe te passen en heb je daarmee geoefend;
- ken je de regel om de bezits-w en het verschil tussen me/mij/mijn toe te passen en heb je daarmee geoefend;


Slide 2 - Slide

zij = onderwerp

Slide 3 - Slide

... vinden de les moeilijk.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 4 - Quiz

Mediteren ... elke dag?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 5 - Quiz

Lachend liepen ... naar voren.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 6 - Quiz

Wanneer gebruik je hun?
1. Bezittelijk voornaamwoord.
Voorbeeld: Gisteren hebben de buren hun auto verkocht.

2. Meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
Voorbeeld: Hij geeft hun straf.

Meewerkend = aan/voor wie/wat?

Slide 7 - Slide

Ik vraag ... niet veel.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 8 - Quiz

Heb je ... je cijferlijst laten zien?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 9 - Quiz

... kat geeft mij altijd kopjes.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 10 - Quiz

Wanneer gebruik je hen?
1. Na een voorzetsel
Ik geef het boek aan hen

2. Als lijdend voorwerp
Hij ontslaat hen

Slide 11 - Slide

Wij hebben ... daar niet gezien.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 12 - Quiz

Job weet ... elke keer weer te verrassen.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 13 - Quiz

Ik zal deze vraag aan ... stellen.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 14 - Quiz

En nu door elkaar...
zij, hun of hen?

Slide 15 - Slide

Moesten ... niet naar boven?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 16 - Quiz

Houd eens op met ... de wet voor te schrijven!
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 17 - Quiz

Onze assistente zal ... wel even meenemen naar de directeur.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 18 - Quiz

Vroeger aten ... elke zondagavond ijs als toetje.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 19 - Quiz

Loop jij even met ... mee?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 20 - Quiz

Hoe ver moesten ... lopen?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 21 - Quiz

Ik heb veel over ... gehoord.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 22 - Quiz

Waarom vraag je het ... niet?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 23 - Quiz

Praten ... altijd zo veel?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 24 - Quiz

Gert snapt nu helemaal niks meer van ....
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 25 - Quiz

Zij hebben .... rekeningen nog niet betaald. 
Natuurlijk willen .... het beste voor zichzelf. 
Als jij nu even met .... meeloopt. 
zij
hun
hen

Slide 26 - Drag question

jou-jouw | u-uw | mij-mijn | me-mijn

Slide 27 - Slide

jou-jouw | u-uw
Dit boek is van jou
Het is jouw boek. 

Deze brief is voor u
Het is uw brief. 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

mij-mijn | me-mijn
Dit boek is van mij
Het is mijn boek. 

Geef me die brief eens aan. 
Het is mijn brief. 

Slide 30 - Slide

Schrijf een zin met 'mijn' erin.

Slide 31 - Open question

Schrijf een zin met 'jou' erin.

Slide 32 - Open question

Ik geloof dat de batterij van .... telefoon bijna leeg is.
A
jou
B
jouw

Slide 33 - Quiz

Wij hebben een afspraak met .... collega Mirjam de Jager.
A
u
B
uw

Slide 34 - Quiz

Ik zal ........ ook een brochure toesturen.
A
u
B
uw

Slide 35 - Quiz

Kun je ....... even helpen om de kast te verplaatsen?
A
mij
B
mijn

Slide 36 - Quiz

De batterij van jou telefoon is leeg. 
Wij hebben een afspraak met uw collega. 
Ik zal uw ook een brochure toesturen. 
Ik zie het al helemaal voor mijn
Ik sluit me geheel aan bij jouw keuze. 
Hoe lang woont u al in deze straat?
goed
goed
goed
fout
fout
fout

Slide 37 - Drag question

StartTaal | les 1
Taalverzorging | Stijlkwesties | Die/dat, dit/deze, dat/wat
oefening 1, 2

Taalverzorging | Stijlkwesties | Zij/hun/hen
oefening 1, 2

Taalverzorging | Stijlkwesties | Jou/jouw, u/uw, mij/mijn, me/mijn
oefening 1, 2

Slide 38 - Slide