oefentoets paragraaf 1.2

Wat is koopgedrag?
A
Hoeveel geld je hebt
B
Wat je kunt kopen
C
Hoe je loopt in een winkel
D
Hoe je iets koopt
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is koopgedrag?
A
Hoeveel geld je hebt
B
Wat je kunt kopen
C
Hoe je loopt in een winkel
D
Hoe je iets koopt

Slide 1 - Quiz

Wat valt onder je koopgedrag?
A
Waarom je koopt
B
Hoe laat je iets koopt
C
Wat je koopt
D
Hoeveel geld je hebt

Slide 2 - Quiz

Wat is commerciële beïnvloeding?
A
Je wordt beïnvloed door de docenten.
B
Reclame via een poster is commerciële beïnvloeding.
C
Je wordt beïnvloed door vrienden en familie.
D
Je kunt zelf dan moeilijk keuzes maken.

Slide 3 - Quiz

Wat is geen commerciële beïnvloeding
A
Coca Cola reclame
B
Jumbo sponsert wielrennen
C
Je broer adviseert je Adidas schoenen te kopen
D
Je mag gratis drinken proeven in winkelcentrum

Slide 4 - Quiz

Wat is sociale beïnvloeding?
A
Dat mensen om je heen invloed hebben op je keuze
B
Dat mensen om je heen een product afraden
C
Dat jij je mening geeft over een product
D
A, B, C, zijn alle drie goed

Slide 5 - Quiz

Wat gebeurt er bij sociale beïnvloeding?
A
Een bedrijf wil je overtuigen om iets kopen
B
Een vriend probeert je gedrag te veranderen

Slide 6 - Quiz

Wat is MARKETING?
A
Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
B
Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om de winst te vergroten.
D
Een engels woord voor winkel.

Slide 7 - Quiz

Wat is de marketingmix?
A
Combinatie van de zes marketinginstrumenten om zo veel mogelijk producten te verkopen.
B
Een mix van reclame en marketing
C
De combinatie van bedrijven die je hebt
D
De hoeveelheid markten in een stad of dorp

Slide 8 - Quiz

De marketingmix bestaat uit:
A
Prijs, product, promotie, personeel, prioriteit, presentatie
B
Proeftijd, prijs, promotie, personeel, presentatie, plaats
C
Product, prijs, plaats, promotie, presentatie, personeel
D
Prijs, plaats, promotie, personeel, presentatie, persoonlijk

Slide 9 - Quiz

Wat is commerciële reclame?
A
Reclame via vrienden/kennissen.
B
Reclame van de buurtvereniging.
C
Tv reclame van een cola merk.
D
doel dat mensen andere keuzes maken.

Slide 10 - Quiz

Wat is geen commerciële reclame?
A
Merkreclame
B
Informatieve reclame
C
Ideële reclame
D
Sluikreclame

Slide 11 - Quiz

Informatieve reclame geeft...
A
Informatie over een merk
B
informatie over de openingstijden van een winkel
C
alle prijzen weer van de producten
D
informatie over één product.

Slide 12 - Quiz

Wat is een informatieve reclame?
A
Reclame waarbij de consument wordt aangespoord om te kopen
B
Reclame die informatie geeft over een product.
C
Reclame met als doel een product meer bekendheid te geven
D
Reclame om meer winst te maken

Slide 13 - Quiz

Merkreclame wil vooral:
A
Informatie over het product geven
B
Naamsbekendheid vergroten

Slide 14 - Quiz

Welk product is geen voorbeeld van een merkreclame?
A
cola
B
nutella
C
fristi
D
suiker

Slide 15 - Quiz

WAT IS IDEËLE RECLAME
A
reclame voor een product
B
reclame voor een boodschap
C
reclame om naamsbekendheid
D
reclame om winst te maken

Slide 16 - Quiz

Wat is ideële reclame?
A
Reclame om naamsbekendheid
B
Reclame om meer omzet te maken
C
Reclame om winst te maken
D
Reclame om mensen aan het denken te zetten

Slide 17 - Quiz

wat is doelgroep?
A
een doel van een groep
B
een groep met eenzelfde doel
C
een groep voetballers
D
de groep waarvoor de reclame bedoelt is

Slide 18 - Quiz

Wat is een doelgroep?
A
Een groep bv. sporters met gedeelde interesses
B
Iemand waarvan jij denkt dat die het product koopt
C
Een persoon die past bij het beeld in je hoofd
D
Een groep personen met een doel.

Slide 19 - Quiz

wat is een A merk
A
het bekendste merk
B
het goedkoopste merk
C
het duurste merk
D
het nieuwste merk

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een
A- merk?
A
First Choice
B
Albert Heijn eigen merk
C
Gewoon
D
Coca Cola

Slide 21 - Quiz

Wat is een huismerk?
A
Het belangrijkste merk van een fabrikant.
B
Het goedkoopste merk in een bedrijf.
C
Een eigen merk van een winkel of webshop.
D
Een nieuw merk.

Slide 22 - Quiz